QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG DOOR DIRK J. BALFOORT. I. Inleiding. Onder de perioden van bijzonderen bloei van Den Haag is het tijdperk van Johan de Witt te rangschikken, omdat daarin als het ware de oogst werd binnengehaald, waarvoor in de eerste helft van de eeuw, en wel vooral in de dagen van Frederik Hendrik, het zaad was uitge strooid. In de eerste plaats in een naar alle kanten op open terreinen beslag leggende bouwwoede kon dit zich uiten, waaraan wij bijvoorbeeld het Korte Voorhout, de Heerengracht en anderzijds de Princegracht danken met een groot deel van het kleinburgerlijk Den Haag tusschen Groote Markt en Bierkade. De eerste jaren na 1672 kwam dit tot stilstand, maar toen eenmaal de oorlogstoestand voorbij was, leefde men weer op. Den Haag was nu eenmaal een plaats met een zeer kapitaalkrachtige bevolking en het feit, dat het Hof en de regeeringslichamen hier gevestigd waren, dat de vreemde gezanten hier een aanzienlijken staat voerden, gaf aan het geheel een vertier, dat op het gansche leven zijn stempel drukte. Het bouwen begon opnieuw, niet zoozeer op nieuwe terreinen als wel met het veranderen of geheel neerhalen en nieuw optrekken van oude aan-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 176