QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 154 zienlijke huizen. Voorbeelden ervan zijn op het Binnen hof, aan Vijverberg, Kneuterdijk en Voorhout gemakke lijk aan te wijzen. Het is ook een periode, welke werk geeft aan tal van kunstnijveren en binnenhuis-versierders. Er worden plafonds geschilderd o.a. door Doedijns, Theod. van der Schuer; de goudleerfabriek „het Gouden Leer- huys’’ raakt wel wat uit de mode, maar het „Tapijthuis” op den hoek van Voorhout en N. Uitleg voorziet nog menige deftige woning van kostbare wandbekleedingen. Van trappenhuizen met rijk snijwerk en drukke stuc versiering, van gebeeldhouwde schoorsteenmantels, van kostbare plafonds zijn ons thans nog enkele fraaie voor beelden gebleven. Met de modieuse portretten van Jan de Baen in het groote en Caspar Netscher met zijn zoon Constantijn en enkele leerlingen als Aleide Wolfsen in het kleine formaat, helpen zij ons om een beeld te krijgen van het meer pompeuse dan elegante van de Hollandsche cultuur dier dagen. Van de grootschheid van een halve eeuw tevoren is eigenlijk de uiterlijke allure meer bewaard gebleven dan de innerlijke kracht. Gerard de Lairesse, de bewonderde schilder, die in een der zalen van het Hof van Holland groote wandtafereelen penseelt, is er het bewijs van. Wie de afbeeldingen gezien heeft van de groote eere- poorten in 1690 voor Willem III en zijn Gemalin, op de Haagsche pleinen en straten opgericht, o.a. door een ver dienstelijk kunstenaar als J. Vennecool ontworpen, kent een tweede voorbeeld. Daarin kondigt zich reeds aan hoe de Fransche smaak, die in de Lodewijk XIV-stijl belichaming vindt, hier haar intrede doet en vooral door het werk van Daniel Marot, den architect van den Koning-Stadhouder, oppermachtig wordt. Geheel anders dus dan een halve eeuw tevoren, maar toch vol leven, vol levensgenieting is deze periode. Het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 177