QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 156 organist als Johan Eijck. Hit de jaren van den Koning- Stadhouder en het eerste kwart der 18e eeuw vloeit een zoo bijzondere bron niet. Toch is het ook in een Huygens- correspondentie, maar dan in die van Constantijns groo- ten zoon, den natuurkundige Christiaan, dat wij de ver melding vinden van een figuur, die in dit tijdperk voor het Haagsche muzikale leven van belang moet zijn ge weest: de organist van de Hofkapel in gebruik bij de Waalsche Gemeente Quirijn Gideon van Blanken burg. Huygens roemt zijn bekwaamheid en dat hij relatie met hem had ligt wel voor de hand als wij weten, dat Van Blankenburg niet alleen organist was, maar ook compo nist en als leermeester op enkele instrumenten, tevens een niet onbeteekenend beoefenaar van de muziektheorie. Naar dezen Van Blankenburg, omtrent wiens identi teit en bestaan ondanks enkele Nederlandsche publi caties, zooals een studie van Prof. Land in de grootere muziek-biografische werken allerhande verwarringen te vinden zijn, heeft de heer D. J. Balfoort thans een meer gedetailleerd onderzoek ingesteld, waarbij, naar hij zich vleit, niet slechts de historie, in sommige opzichten de tragedie, van zijn leven nader bekend wordt, maar waarin ook zijn beteekenis als een, zijn tijd vóóruitzijnd, muziektheoreticus duidelijk blijkt en tenslotte ook kan worden vastgesteld, dat hij met de grootste door hem nagelaten compositie, de thans door een moderne uit gave weder terecht onder de aandacht gekomen „Apo logie des Femmes”, een in muzikaal opzicht hoog staand werk heeft geleverd. Dat wij in zijn leven en ook in zijn werk in menig opzicht dezelfde overdadigheid, dezelfde barokke levens volheid terugvinden, die aan het gansche tijdperk eigen was, kan natuurlijk allerminst verwonderen. Maar juist daarom te meer moet een man als Van Blankenburg

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 179