QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 165 lijckheijt, te weten dat men de Cis en Dis niet en kan ontberen als wanneer de Musijcke gaet over ft ofte want met een woordt Antwoorden de Musicijns, dat men dit vinden kan in de Transpositie ofte Herstellinge des Toons, soo dat men op een andere Letter beginnende, kan ontgaen het gebruijck van of het welcke alle Klocke-speelders ten minsten behooren te verstaen”, een wel zeer zwakke en van weinig kunstzin getuigende argumentatie. Zooals het vaak bij zulke twisten gaat, moest in de eerste plaats de persoon van den tegenstander het ont gelden. Hemony ontzag zich bijv, niet, te zeggen dat het Quirinus „niet en schort aen 't Instrument, maer aen de wetenschap want hebben de oude Musijckmeesters de Bassen gevonden tegen de bovenste Cis en Dis sonder die inde laeghste Bassen te stellen, ende kanse Quirinus niet vinden, soo is ’t klaar dat sij daer te vinden sijn, maer niet door Quirinus Blanckenburgh. Oversulcx dat desen het defect moet toeschrijven niet aen 't Instrument, maer aen sijne onwetentheijdt. Anders doende sou hij gelijck sijn aen de blinde Harpaste, daer Seneca van schrijft Epist. 50 dewelc bij klaren dagh dede Kaerssen ontsteken kla gende altijds dat het huijs doncker was doch wilde noyt bekennen dat sij blindt was. Alsoo is 't avontuur gele gen met Quirinus Blanckenburgh die bij naer noyt in zijn leven het KIocken-Klauier heeft aengeraeckt maer enckelijck sich geoeffent om eenige Deuntjes en Psalmen te spelen regtsinnigh en eenvoudigh uijt, gelijckse hem voor-geschreven wierden: maer schijnt noyt van eenige Transpositie des Toons vernomen te hebben, dewijl hij van dese saeck in zijn geheel Boeckje niet het minste gewagh en maeckt daer nochtans niet gemeender is bij Luijden, die eenige Kennisse hebben van de Musijck, als de Musijck te Transponeren naer de gelegentheijt van 't

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 188