QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 169 heeft voortgezet, zonder examen te doen, maar het bewijs dat hij een licentiaat bezat, moet nog geleverd worden. In zijn studententijd heeft hij toch zijn muzikale studie niet geheel verwaarloosd. Zijn mentor op wiskundig ge bied die, zoo verhaalt Quirinus in de voorrede van zijn Elementa (11), behagen vond in zijn spel, vroeg hem op zekeren dag naar een theoretische beschouwing over de bas continuo. Quirinus kon eigenlijk alleen maar vertellen hoe de bas continuo gemaakt wordt en een reeks voor beelden eraan toevoegen. Dat bevredigde den hoog- leeraar echter maar matig, want deze wilde dieper door dringen in het wezen van de bas continuo T). Hij wilde weten wat deze was, welke de zekere redelijke gronden waren, waarop die gebaseerd was, en waardoor hij zoo moest zijn als hij was en niet anders. Een probleemstel ling, waaraan de invloed van Descartes die toen de wetenschap beheerschte niet vreemd was. Quirinus kreeg den raad een dieper onderzoek in te stellen en ook de grondbeginselen der muziektheorie in het algemeen te bestudeeren. Ijverig en leergierig als hij was, is hij terstond aan het werk gegaan om den stam van den boom op te sporen, waaraan als takken en vruchten de bas continuo en andere muziekregelen ontsproten waren. Hij nam hierbij de Italiaansche meesters als richtsnoer, uit deze bronnen een systeem analyseerende van wat hij noemde „Twee Schalen, diendende tot aanwijzinge van de tonen van ’t hedendaagsche tweederlei spel”, die hij „in de gedaante van een A en Y voorstelde”. Midden in den arbeid, zoo vertelt hij, „vond ik mij, bij zekere gele genheid ten huize van Mr. Schombag, Organist van de Hoofdkerk, die ook een liefhebber van de Wiskonst was hij zei mij zeer onverwagt, Is dat evenwel niet jammer dat'er tot zo een fraaye kunst als de musiec is geen rege- 1) Zie noot onder blz. 204.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 192