QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 173 hij hem verders sal gelieven toe te laten”. Eigenlijk komt dit contract in wezen geheel overeen met de in dien tijd gebruikelijke afspraken de meeste vakleerlingen toch kregen hun opleiding op deze wijze en ik zou er dan ook niet zooveel aandacht aan hebben geschonken als er niet uitdrukkelijk in had gestaan dat Blanckenburgh zijn leerling „de bedieninge vant Orgel der Gerefor meerde Kercken” zou bijbrengen, want hieruit meen ik te mogen opmaken dat Van Blankenburg in dat jaar een orgel tot zijn beschikking had, m.a.w. organist aan de een of andere Protestantsche kerk was. Nu hadden wij in Den Haag in dien tijd zeven protes tantsche kerken, n.l. de Groote of St. Jacobskerk op het Kerkplein, de Kloosterkerk in de Parkstraat, de Nieuwe kerk op het Spui, de Hofkapel op het Binnenhof (de B'ransche of Waalsche kerk)de Luthersche kerk op den Lutherschen Burgwal, de Duitsche kerk in het Noord- einde en de Oude kerk te Scheveningen. Van deze kerken kregen de Nieuwe en de in 1578 hervormde H. Antonius- kerk pas in 1702 en 1764 haar eerste orgel, en de Duitsche kerk in 1752, zoodat Quirinus daar onmogelijk in 1684 orgel gespeeld kan hebben. Organist van de Groote kerk was Stephanus Cousijns, van 1680 tot zijn dood, in 1717. Aan de Kloosterkerk was Hendrick van Nieuwenhuijsen van 1681 tot na 1712 als organist verbonden (15). Orga nist van de Luthersche kerk was van 1681 tot 1694 Cornelis van Dort (16), en aan de Hofkapel was Cor nells Scholl, een broer van den Delftschen organist Dirk Scholl, verbonden. Cornelis was in 1675 Gerard de Wit opgevolgd, die zijn functie slechts korten tijd had vervuld als opvolger van Lucas des Milleville die van 1664, toen zijn voorganger Jean des Milleville was overleden, tot 1675 organist was geweest (17). Scholl is tot 1687 organist gebleven; toen is onze Quirinus in zijn plaats

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 196