QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG
180
hoe langer hoe beter word, waarbij geaddeert moet wer
den de verbetering die den maker daar aan nog soude
mogen te wege brengen.
Dus geadviseerd op heden den 19 September 1687.
Bij mij onderschreven
(w.g.) Q. van Blankenburg.
Toen hem later, nadat er verschillende veranderingen
door de Haze waren aangebracht, weer naar zijn oordeel
is gevraagd, heeft hij zijn welwillende houding laten
varen en ditmaal een vernietigend oordeel geveld, zooals
uit onderstaand rapport van 25 Juni 1688 blijkt:
Verder advijs en consideratiën op 't subject der
niewe Klokken. Ten dienste van d’Edele
Achtbare Heeren. Mijne Heeren, de Borge-
meesteren van 's-Gravenhage. Gegeven de
25 Junij 1688.
Sijnde mijn voorgaande advijs (van den 18 Sept. 1687)
aan Uwe Edele Achtbaarheden geschreven, sonder gehad
te hebben, kennisse van het bestek, en bij gevolge, sonder
geweten te hebben, dat Mr. de Haze de klokken hadde
aangenomen te leveren, so goed als die van het stadhuis
van Amsterdam. So heeft ook doemaals mijn advijs alleen-
lik gestrekt om te vertoonen, wat eigentlik de klokken op
haar selven waren; sonder deselve aan te merken, ten
reguarde van andere meestersklokken. Indien dit klokke-
spel was geleverd voor de tijd van Mr. Hemonij (de
maker van alle die uitnemende werken). Gewis dit werk
soude ten uiterste verheven en geprezen zijn geweest,
sulks dat men in dezen zin, en niet verder, kan zeggen
dat dit een goed klokkespel is. Maar nu het consteert,
ende onwederroepelijk waarachtig is, dat alle de werken
van Mr. Hemonij, en voornamelijk zijn laatste, zeer verre