QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG
182
c hier so helder een klokje, als men sonde konnen preten
deren; ’t welk nergens is. Maar, hoe verder hij avanceert,
na de groote toe, hoe sijn klokken, slegter worden, sijnde
de vijf grootste, namentlik C, D, E, F, G, geweldig leelik
van geluid. So men nu, de halfuursklok, (’t welk C is)
doet veranderen, so sullen d’andere sig nog slegter ver-
toonen.
De daaraanvolgende A wederom sweeft niets, en soude
oversulks een seer goede klok konnen genoemt worden;
so ook eenige andere die daar om heen staan (te weten
Fs, Gs, B, H, d, ds, £s) sweven weinig, en souden also
mede konnen goede klokken genoemt worden. Maar se
sijn te doof, en niet aangenaam van geluid. De klokken,
na de kleine toe, sijn, als gesegd is, veel beter als de
groote, Maar:
Also, en is t met de niewe haast bijgevoegde niet;
want, die heb ik (nu se omhoog hangen: want, doe mense
in een beslote plaats hoorde, heeft men dat so niet kon
nen onderscheiden) bevonden doof te sijn, en so hellen
na den aart der groote; uitgesonderd alleen de middelste
C, die so goed is als d'andre beste klokken in dit spel.
Indien nu de niewe alle ses doof waren, so soude men
konnen seggen, het komt van dat se nog niet genoeg
bespeeld sijn, en nevens de andere nog geen bleine heb
ben verkregen; Maar, een van de ses is helder, waarom
dan ook niet d’andre vijf? Doch, onder die 5 is er een so
slegt; als geen van de beste vijsels.
Uit dese ondervindinge soude men oordeelen, dat Mr.
de Haze, niet magtig is dese klokken te verbeteren: sul
lende het darom ook misschien verloren arbeid sijn meer
klokken uit te keuren en hem te doen veranderen, want,
men soude konnen so wel slegter al so goede in de plaats
krijgen. Ten ware, dat hij deze al willens hadde slegt
gemaakt, om tot geen meerder verandering genoodsaakt