QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG
189
hebbe ick niet konnen
Ued. mede te geven, als
gesloten voor de levering van 35 klokken, maar dit is om
niet opgehelderde redenen nooit uitgevoerd. Men heeft
zich tenslotte, in 1692, moeten tevreden stellen met het
klokkenspel van de Haze, dat nog steeds getuigen kan
dat de examinatoren het bij het rechte eind hadden. Hoe
onaangenaam de geheele geschiedenis ook voor allen is
geweest, voor ons is zij van belang, omdat Quirinus’
groote kennis van zaken er duidelijk in naar voren komt.
In 1690 heeft hij naar de plaats van organist aan de
Westerkerk te Amsterdam gesolliciteerd, echter zonder
succes. We zouden dit feit dan ook niet noemen, ware
niet juist een geleidbrief bij deze sollicitatie, aan den
burgemeester van Amsterdam J. Hudde (24), een nieuw
bewijs voor zijn goede reputatie als kunstenaar. De schrij
ver was de beroemde Christiaan Huygens, dien Van
Blankenburg al kende sinds zijn studententijd, zooals uit
zijn „Clavicymbel en Orgelboek” (zie blz. 206) blijkt,
waarin hij niet alleen spreekt over den „Slinger” dien hij
bij Huygens heeft gezien (zie blz. 207), maar ook over
de theoretische gesprekken die hij in 1681 met Huygens
heeft gevoerd naar aanleiding van Quirinus’ voorstel om
de notenbenamingen Si en Ut te veranderen in Sa en It.
(Zie blz. 5 van het „Bericht”).
Mijn Heer,
Die Ued. desen behandigen sal, is Orgelist alhier in de
Fransche Kerck ende is genoemt Blankenburg ende mij
over veele jaeren wel bekend, dewelcke vernomen heb
bende dat het orgel is komen te vaceeren in de Wester-
kerck tot Amsterdam, ende mij versoekende dat indien
ick konde hem eenighe recommandatie soude procureren
aan de Heeren van de Regeering aldaer, ten eijnde hij die
plaetse mochte verkrijgen, soo
weij geren hem dese adresse aen