HAAGSCHE KUNSTENAARS 11 hun Latijnsche gedichten nagelaten 1welke van hun eruditie getuigen, maar die in ware dichterlijkheid bij die van jongeren broeder Jan verre achterstaan. Janus Secundus moet met zijn oudere, in Mechelen geboren broers zijn eerste onderricht in het Latijn in den Haag hebben gekregen. De school stond toen onder de leiding van de kanunniken van de Hofkapel. Het lijkt niet vreemd te veronderstellen, dat onder deze heeren het vooral Johannes Harius (Jan Dircksz van der Haer) zal geweest zijn, die zich voor de leergierige jongelui zal hebben geïnteresseerd. Hij was zijn bijnaam ,,Jan mitten boucken” is niet onduidelijk onder allen wel licht de meest geletterde. Hij schonk zijn uitgebreide boekerij, die hij in zijn woning op het Binnenhof bleef bewaren, in 1531 aan keizer Karel V ten behoeve van het Hof van Holland, hetgeen ongetwijfeld op weder- zijdsche waardeering tusschen de rechtsgeleerden en den boekenliefhebber wijst. Dat deze daad van beteekenis werd geacht, mag blijken uit het epigram, dat Janus Secundus in 1532 eraan wijdde 2) en dat er eene aanwij zing voor geeft, dat de jonge dichter ook uit deze bron zal hebben geput: Hie nunc Musarum domum est, hie doctus Apollo Hic posuit sedes Dorica Diva suas. Maar belangrijker voor de vorming was het nog, dat de rijke rechtsgeleerde aan zijn zoons ook een gouverneur blijkt te hebben gegeven. De eerste gouverneur was Jacobus Volcard van Geertruidenberg, die behalve aan de zoons van Everhardi ook aan andere aanzienlijke 1) Uitgegeven door Bonav. Vulcanus in 1612 bij Elsevier: Poëmata et effigies trium fratum Belgarum. 2) Ed. Burm, 1, blz. 324; ook Hadrianus Marius maakte een ge dicht op deze schenking, ibid. 325.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 21