QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 197 worde geconcludeert als bij contracte en volgens precijs bestek, 't Welk dan met applaudissement volbragt sijnde, als een gedaan werk mag werden te boek gestelt, zonder nasleep daar van te hebben. „Aangaande onse sollicitatie resteert niets meer te ver- soecken. Dient alleenlik dat het wel plag een costuum te sijn een sollicitant, wanneer hij had uitgemunt, op het declineren van sijn versoek met een kleine gratificatie voor sijn reis en teerkosten te remunereren. So UE. Gr. A. deselve gratie ook aan onsen blinden (die de reise met sijn tween heeft moeten doen) geliefde te accorderen, het soude een goed werk sijn. Hebbende de konst van mij, door een pieus officie, ontfangen, so ben ik ook verder genegen gunste voor hem te versoecken. „Waar mede blijve Edele Groot Achtbare Heer Uwe Edele Groot Achtbaarheids seer ootmoedige en onderdanige dinaar Van Blanckenburg.” „Hage, den 22 Septemb. 1722. Van Blankenburg wijst er als bijzonderheid op, dat men vroeger op dit orgel „sekere valsheid” kon vermijden. Hij doelde hiermede op den boven den dis- en den gistoets aangebrachten tweeden toets, een „subsemitoon”, om de kwint gis-dis en de tertsen as-c en b-dis mathematisch zuiver te spelen. Hij beklaagde er zich over, dat deze toetsen weggenomen waren en schaart zich dus daarmee aan de zijde van hen, die pogingen deden de zuiverheid van het orgel te bevorderen, iets wat, hoe vreemd het ook moge klinken, lang niet overal instemming vond. Tevens gaf hij daardoor blijk een aanhanger te zijn van het systeem dat de Haarlemsche pastoor Joh. Alb. Ban in 1639, tezamen met Descartes, in zijn „Volmaeckte klaeuwier” ontwikkeld had. Dit systeem kwam in hoofd-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 220