QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 198 zaak hierop neer dat, om in alle toonaarden zuiver te kunnen spelen, iets wat op het rein gestemde klavier niet mogelijk was, in ieder octaaf elf boventoetsen inplaats van vijf moesten worden aangebracht. In 1726 zijn het Burgemeesteren van Amsterdam, die prijs stellen op Van Blankenburgs advies, ditmaal over een nieuw orgel dat door Christiaan Vater voor de Oude Kerk was gemaakt. Tezamen met Jan Jacob de Graaf en Evert Haverkamp, organisten van de Nieuwe- en de Oude kerk te Amsterdam, heeft hij een zeer gunstig oor deel over het werk van Vater gegeven zonder, zooals bij vorige gelegenheden, zijn persoonlijke inzichten over be paalde onderdeden ten beste te geven. Het jaar daarop heeft hij den Heeren van de Sociteit medegedeeld, dat verschillende reparaties noodig waren aan zijn eigen orgel. 31 Juli is den secretaris van de Socië teit opgedragen, tezamen met Van Blankenburg, Veld kamp en den orgelmaker N. Garels, het orgel te onder zoeken en van dit onderzoek rapport uit te brengen (43). 10 Oct. is tot repareeren besloten, maar helaas staat niet aangegeven waarin die reparaties zouden bestaan. Be langrijk zullen zij wel geweest zijn, want uit de notulen van een op 6 Nov. gehouden vergadering blijkt, dat Garels het werk heeft aangenomen voor Fl. 850. Toen de repartie op 5 Oct. 1728 was voltooid, kregen Van Blankenburg en Veldkamp opdracht er rapport over uit te brengen. 9 Dec. is het rapport goedgekeurd, en werd opdracht gegeven de rekening van Garels, die intusschen opgeloopen was tot Fl. 935, te voldoen. Aan Veldcamp werd voor zijn moeite Fl. 50 uitgekeerd, maar aan Van Blankenburg „uijt sonderlinge consideratie” Fl. 100. In Juni 1728 heeft Van Blankenburg getracht zich weer van zijn assistent te ontdoen, door den Heeren te verzoeken hem zijn dienst in het vervolg weer alleen te

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 221