QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 199 laten waarnemen, hem zijn volle tractement weer te geven en daarop een voorschot te geven van Fl. 250, waarop 14 Oct. afwijzend werd beschikt. Juni 1736 werden een paar kleine orgelreparaties wederom aan Garels opgedragen tegen een vergoeding van Fl. 100. Tevens werd overeengekomen, dat hij voor Fl. 50 per jaar het orgel zou onderhouden. Toen het werk in Juli 1737 beëindigd was, heeft Garels verzocht Piton te verbieden in het vervolg de tongwerken te stellen, daar hij ze, volgens hem, totaal ruïneerde. Voor Fl. 25 meer per jaar zou Garels ook dit stellen op zich nemen, maar op voorwaarde, dat Piton zich niet meer met het repa- reeren van het orgel zou bemoeien. Aan dit verzoek is 11 Juli gevolg gegeven: Piton werd gelast voortaan zijn handen thuis te houden. 10 Oct. kreeg Quirinus voor het toezicht houden op het reparatiewerk Fl. 50. Veel genoegen heeft hij van deze reparatie niet meer gehad, want 12 Mei 1739 is hij overleden, zijn vrouw in zeer kommervolle omstandigheden achterlatende. Hij is (15 Mei) als de armsten onder de armen, vierde klasse begraven (44). Aangezien Van Blankenburg zijn salaris tot 1 Aug. reeds bij vooruitbetaling had ontvangen, en hiervan niets meer over was, zag zijn weduwe zich genoodzaakt bij de Heeren van de Sociëteit om steun aan te kloppen „tot betaling der doodschulden van desselfs boedel Op haar verzoek om uitbetaling van het salaris over de nog res- teerende maanden van het jaar werd gunstig beschikt: haar werd een bedrag van Fl. 175 ter hand gesteld. Zoo heeft het den Heeren van de Sociëteit tot het laatste toe niet aan edelmoedigheid tegenover Van Blankenburg ontbroken. Veel hebben zij, in den loop der jaren, met hem te stellen gehad, telkens en telkens weer moesten zij hem bijspringen in den financieelen nood. Naast den

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 222