QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG
201
ZANG- EN SPEEL-KUNDE
den Heer
QUIRINUS VAN BLANKENBURG
Musica dis curae est.
Van alle konsten en beroemde wetenschappen,
Is d’allerminste niet het hemelsche Musijk:
Zij streeft de wéreld door met onvermoeide stappen,
En bouwt, van daar den zon verrijst en zinkt, haar rijk.
z’Is van Apollo eerst (gelijk men zegt) gesproten,
En opgevoed van al het Zanggodinnendom;
En als een hemelgaaf, gelijk een geest gegoten
In geesten, die 't gehoor door wondren maken stom.
Dus wort zij in Gods kerk en aller vorsten hoven
Geviert en hoog geagt, gekoestert, voortgezet:
Haar luister is door tijd of nijd niet uit te doven,
En houd onsterflijk stant als een gestaafde wet.
Om nu tot zulk een schat van wijsheid wis te komen,
Toont ons Van BLANKENBURG den grond der
[réglen aan:
Een werkstuk, blakende van ligt, gelijk de zomen
Des dageraats, die voor den zonnewagen gaan.
De wolk der duisterheid word daar door dood geschenen,
Het ligt van waar begin op t hooge altaar gestelt,
En ’t leerziek brein genoopt: voor struikelende bénen
Een effen voetpad, en een vlak en open veld.
Het is een leiding tot wel zingen en wel spelen,
En uitgelese stof te brengen aan ’t gehoor,
En den gehélen mensch wiskonstiglijk te strelen,
Te tonen, dat de kaars der ziele zij het oor.
Op gewisse gronden en regelen, van