TWEE ZESTIENDE-EEUWSCHE 12 knapen de kennis van Latijn en Grieksch bijbracht. Onder die anderen was Viglius ab Aytta. Toen in 1521 Volcard leeraar werd aan het Collegium Trilingue Busleijdense te Leuven, volgde Viglius hem 1Bij de Hagenaars werd Volcard opgevolgd door Romoldus Stenemola, een jongen man, in 1501 te Mechelen geboren. Hadrianus Marius schreef bij zijn dood een epitaaf, waarin zijn kennis van de Latijnsche en Grieksche dichtkunst wordt herdacht. Dat hij Grieksch kende blijkt trouwens uit een vertaling van Lucianus in het Latijn, in 1530 verschenen en door Janus Secundus met een epigram verwelkomd2). Dat Janus zich onder zijn leiding niet slechts in Latijn en Grieksch, maar ook in de dichtkunst geoefend heeft, blijkt uit een ander epigram, waarin hij zijn Haagschen leertijd op aardige wijze gedenkt: 3) Ad Rumoldum Stenemolam praeceptorem suum quum ei amatorias aliquot elegias mitteret. Cui mitto calidos novos amores Nee satis lepidos, nee expolitos? Nimirum tibi: namque tu putabis Meas esse aliquid, Rumolde, nugas Adsuetus genium probare nostrum Jam tum, quum imperio tuo sonabam Parvus carmina renuente lingua. 1) Bij Volcards dood omstreeks 1530 schreef Janus Secundus een treurdicht. 2) Ed. Burin, 1, blz. 325. Achter de vertaling volgen zes samen spraken in het Latijn geschreven door de drie zonen van Nicolai onder leiding van hun leermeester. Het boekje is aan Nicolaas Ever- hardi opgedragen. De opdracht is 20 Sept. 1529 uit den Haag ge dateerd. Stenemolen is daar dus gebleven nadat het gezin van zijn beschermer naar Mechelen gegaan was. 3) Ibid. blz. 333.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 22