QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 207 noten halve te maken, en hij heeft den vioolsleutel op de 2de lijn ingevoerd om de muziek op een toonhoogte te schrijven, die voor nagenoeg elke menschelijke stem be reikbaar was. Nu verschillende heele noten in halve waren veran derd, vreesde Van Blankenburg dat men de melodie on willekeurig te snel zou gaan zingen en „Op dat dan niemand tegen mijne meinige de bewe- ginge der noten, die tot zo een ernstige stoffe moet statig zijn, door een al te rasse maat kome te verbasteren, zo stel ik daar op alhier een REGLEMENT, ’t welk is, datmen zal de tijd meten door een SLINGER (zo als ik bij den geleerden Huygens heb gezien) gemaakt van een fijne draad van 32 duimen, waar aan men zal hangen een pistool kogeltje wegende een Loot, ’t welk eens aange- stooten zijnde zo lang zal heen en weer gaan dat men drie of vier Psalmveerzen daar op uit zingen kan: Want de beweging van die slinger zal veel langer duren als men meint; en of schoon deszelfs slagen komen te vermin deren in plaats, zo blijven egter dezelve even lang in 't meten van de tijd; waar mede men dan naar wensch de musiec verdeelen kan; nemende voor elke slag een witte noot met een staart (die men een halve maat noemt)En, gelijk men met de hand op en neer te bewegen de maat slaat, zo zal men hier de slagen heen en weer rekenen, nemende voor een (O) ronde noot twee, en als ’er een stip bij staat, drie slagen. Op deze wijze kan een iegelijk die de klanken weet te zingen, de maat leeren; zo als die hier eenvoudig en redelijk, van alle andere de grond slag is.” In zekeren zin is hier dus sprake van een metronoom. Deze is echter, zooals wij weten, pas in het begin der 19de eeuw, door Malzel geperfectionneerd in den handel

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 230