QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG
209
links gebogen is
rechts een hal-
de psalmen zal
man, die er volkomen in geslaagd is, zijn psalmen de
wijding te geven die zij vragen. Ook de voor- en naspelen
zijn over het algemeen zeer goed in stijl gehouden; zij
leggen tevens getuigenis af van de contrapuntische ken
nis van den maker. Waren deze psalmen dus bij uitstek
geschikt om in de kerk bij den dienst gebruikt te worden,
Quirinus heeft deze voldoening niet mogen smaken, even
min als het zijn tijdgenooten gelukt is, hun zienswijze
ingang te doen vinden. In de kerk bleef men de oude
zetting trouw, en ook tegenwoordig worden de psalmen
nog op de oude notatie gezongen. Alleen de toegevoegde
kruisen slopen in de nieuwe uitgaven der psalmboeken
in, maar meer als gevolg van het feit ,,dat de Gemeentens
in alle kerken dezelve uit de natuur verbeteren en klaar
die kruis zingen” dan wel als gevolg van het streven van
Van Blankenburg en zijn medestrijders.
Behalve enkele muziektheoretische beschouwingen: de
2 en 3 deelige rhythmus, de transpositie enz., die wij
ook in zijn Elementa aantreffen, heeft Van Blankenburg
in zijn Bericht” ook nog melding gemaakt van een
door hem uitgedacht notenschrift voor blinden. Dit be
staat uit figuren, aan speelkaarten ontleend, harten,
ruiten, schoppen en klaveren met kleine veranderingen,
waarmee de zeven hoofdtonen van het notenschrift zijn
voorgesteld. De halve noten zijn kenbaar aan een in de
figuur gesneden rond gat. Schuin naar
een noot een halven toon verlaagd, naar
ven toon verhoogd. Voor het zingen van
dit notenschrift ongetwijfeld voldoende zijn geweest,
maar zijn beperkte ontwikkelingsmogelijkheden zullen
wel de oorzaak geweest zijn, dat het, hoe ingenieus ook
bedacht, geen ingang heeft weten te vinden. Wel heeft
Piton het systeem nog uitgebreid en bij het onderwijs
aan blinden gebruikt (zie blz. 210), maar ook in die
14