QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG
210
nieuwe gedaante heeft het geen succes gehad. Het latere
Braille-schrift is dan ook op een geheel ander principe
opgebouwd. Toch komt Quirinus de eer toe een der
eersten te zijn geweest die getracht hebben een blinden
schrift samen te stellen.
In 1745 is bij Berkoske de tweede druk van het Clavi-
cymbel en Orgelboek verschenen, „vermeerdert met een
Instructie of Önderwijsinge tot de PSALMEN, Regelen
tot de Compositie van de Bas, Alphabet voor de Blinden,
en volkomen van Drukfouten gezuijvert”. In deze uit
gave, die naast den Hollandschen ook een Franschen
tekst geeft, heeft de uitgever een nagelaten manuscript
van Van Blankenburg opgenomen en het geheele werk
onder redactie gesteld van Piton die aan het slot van het
„Berigt” de regels tot de compositie van de Bassen der
Psalmen enz. heeft geschreven. Het „Berigt” is eigenlijk
niet anders dan een omgewerkt en verkort „Bericht” uit
de eerste uitgave. Met veel omhaal van woorden worden
ook nu weer de noodzakelijkheid van den G- inplaats van
den C sleutel, van de kruisen en van een systematische
indeeling van de noten aangetoond, terwijl Piton zijn
eigen inzichten daaraan toevoegt. Daarop volgt ingekort,
nagenoeg woordelijk het „Bericht” der eerste uitgave,
door Piton hier en daar nogmaals verkort, waarbij hij
enkele opmerkingen maakt door bijv, naar Van Blanken-
burgs Elementa te verwijzen. Ook heeft hij het noten
schrift voor blinden aanzienlijk verbeterd en daarover zijn
zienswijze uiteengezet. Verder heeft Piton uitgebreide
beschouwingen gegeven over de wijze waarop volgens
zijn meening de versieringen in de psalmen toegepast
moeten worden. Tot slot dan Pitons „Regelen tot de
compositie van de Bassen”. Aan de psalmen zelf heeft
Piton niets veranderd, zoodat zij precies eender zijn als
in den eersten druk.