EÉ QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 215 die Couperin keurde deze laatste speelwijze af en voor in de plaats: gaf er Verder bevat het werkje nog een „Contradance” met een variatie, een „Contre-March” en een fuga van één regel, die wederom op zijde is gedrukt en ook omgekeerd gespeeld kan worden. De gewone schrijfwijze van deze fuga is er aan toegevoegd met het bijschrift „L’Etendue pour le clavecin”. Hierop volgen de eveneens voor clave- cymbel geschreven trompetstukjes „Les Plaisirs” en „Airs a 2 Trompettes, qui se jouent de la main droitte, et 2 Tymbales de la gauche, après avoir mis le Luth, ou un mouchoir sur les Basses pour badiner avec A et d selon les Accords”, met accompagnement van luit en pauken. Het luit accompagnement kan nagebootst worden door een zakdoek tusschen de snaren te leggen. Van Blankenburg geeft hierbij handgrepen aan onze aandacht ten volle verdienen. De methodiek van het clavecymbelspel stond in die dagen nog in haar kinder schoenen. Wel had Lorenzo Penna in 1656 (47), Fran cois Couperin in 1717 (48) en Majer in 1732 (49) ge tracht richtlijnen aan te geven voor een vingerzetting- systeem, maar het zou nog tot 1753 duren, voordat Carl Phil. Em. Bach met zijn „Versuch über die wahre Art das Clavier zu spielen”, een werkelijk systeem zou geven. In Couperins tijd was het gebruik van den duim nog zeer beperkt, het onderschuiven kende men toen nog heele- maal niet, en men speelde de loopjes door de vingers over elkaar heen te laten glijden, bijv. 2-3, 2-3, 2-3, 3-4, 3-4, 3-4, enz., terwijl op elkaar volgende tertsen op de vol gende wijze werden uitgevoerd:

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 238