QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG 217 album De Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschie denis bezit een exemplaar van dit uiterst zeldzame werkje. Voorin is een door Van Blankenburg in 1734 gedichte „Zegenwensch op 't Koninglijk Trouw-Verbond” van den prins van Oranje met Anna van Engeland geplakt (door Berkoske uitgegeven). Het 12-regelige vers is geheel in den trant van zijn andere gedichten en eindigt met „God geve Haar Telgen, die, als spruiten van Olijven, Den Godsdienst, Vrede en ’t Regt doen eeuwiglijk beklijven.” In een album in de Universiteitsbibliotheek te Ro stock bewaard vindt men een Marche” van Van Blankenburg voor clavecymbel, en eenige muziekstuk ken, door een ander geschreven (50). De marche, die hoogstens als voordrachtstukje in een pianoschool voor eerstbeginnenden waarde zou kunnen hebben, is van het jaar 1713. Enkele bladzijden daarvoor staat onder een afschrift van een Rondo champestre van Couperin geschreven „fait a Turin, Le 28e Septembre, 1712”. Uit deze woorden, in verband gebracht met wat een ander manuscript uit dezelfde bibliotheek ons leert, trekt Ernst Praetorius een conclusie die wij niet zouden willen onderschrijven. Die andere compositie is „Airs Allemands”, geheel door Van Blankenburgs hand ge schreven. Dank zij Praetorius’ speurzin weten wij dat deze airs ontleend zijn aan de „Cantata welche Die Freund- und Leutseeligkeit Gottes In Jesu Christo” van Johan Georg Chr. Störl, die omstreeks 1710 kapelmeester en organist te Stuttgart geweest is (51). Het werk is geschreven voor sopraan, 2 violen, 2 fluiten en cembalo; Van Blankenburg evenwel heeft op alleszins loffelijke wijze - eenige airs hiervan geheel naar eigen inzicht

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 240