QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG
218
V
voor twee fluiten en een viola da gamba bewerkt. Op
het titelblad staat dat de airs zijn „transposés pour l’usage
de Son Altesse Sérénissime Monseigneur Le Prince Héré
ditaire de Wirtemberg a La Haye, 1714".
Praetorius nu, de verschillende gegevens combinee-
rende, concludeert dat Van Blankenburg in de jaren 1712
en ’13 met Kroonprins Friedrich Ludwig van Württem
berg als diens praeceptor in Italië is geweest, en dat hij
na zijn terugkeer in Holland, in 1714, uit erkentelijkheid
die airs aan den kroonprins heeft opgedragen. Het wil
mij voorkomen dat de behoefte, de touwtjes aan elkaar
te knoopen, Praetorius hier parten heeft gespeeld. Hoe
is het anders te verklaren dat hij niet dadelijk heeft ge
zien, dat het Rondo van Couperin, met het onderschrift,
geschreven is door een andere hand dan die van Van
Blankenburg, en dat dus niet Van Blankenburg, maar
de schrijver van dat stuk in 1712 in Turijn is geweest?
Van Blankenburg zelf heeft in die jaren Den Haag niet
voor langeren tijd verlaten (52). Helaas konden wij den
schrijver van het stuk niet identificeeren. Daar Van
Blankenburg in 1713 zijn Marche” in het album heeft
geschreven, en hij er later een stuk van Huzman, uit een
ander album, in heeft overgeschreven, daar een door
hem gecomponeerd Aimable Vainqueur” enkele blad
zijden verder door de onbekende hand voor clavecymbel
is bewerkt, terwijl Van Blankenburg daar weer de aan
vangswoorden van den tekst en boven de compositie
„L'Air du Violon” heeft geschreven, is het waarschijnlijk
dat de onbekende een leerling van hem is geweest.
Helaas kunnen wij geen opheldering geven over de
relatie die er bestaan moet hebben tusschen Quirinus en
het Wurttembergsche hof.
Nog een ander album bevindt zich in de Universiteits
bibliotheek te Rostock (53). Het bevat twee composities