QUIRINUS GIDEON VAN BLANKENBURG
221
zijn hier vooral de violen die voor een onbezorgde stem
ming zorgen, de melodie sluit er zich echter goed bij aan.
In het hierna komende Recitatif mesuré maakt de onbe
zorgdheid plaats voor waardige bezonnenheid. De woor
den „Saisi de flames nouvelles” zijn met grooten ernst
behandeld, en het is alsof den minnaar met al zijn ver
langens een heimelijke angst bekruipt. De begeleidende
viool is er evenzeer van onder den indruk en verhoogt
in niet geringe mate het dramatische effect. Met een
opgewekte, vrij lange instrumentale inleiding wordt de
tekst voorbereid van de dan volgende Aria (Bourrée),
waarin Van Blankenburg zijn hoogste troeven heeft uit
gespeeld. Op zeer geestige wijze heeft hij, mede door het
aanbrengen van muzikale illustraties, den tekst gepara-
phraseerd. Zoo bijv, de koddige stemvoering op „la
Grasse” en de langzaam terugloopende lóden en 32sten
figuur van bes tot Bes op het woord „majesté”. Geestig
is ook de werking van het trillertje op een basnoot bij den
tekst „La Sotte”. De aria wemelt van deze vroolijke,
gezonde, met levenslust doortrokken, badineerende in
vallen, waarbij ook het clavecymbel, dat hier alleen bege
leidt, zich niet onbetuigd laat. In het laatste nummer,
wederom een aria, vormen de begeleiding en de tusschen-
spelen een zeer geestig contrast met de melodie. Het is
alsof Van Blankenburg zelf den draak heeft willen steken
met den verliefden jongeling. Telkens toch wanneer de
zangstem op lichtelijk pathetische wijze „Je bannis la
rêve” of „Si l’indolence n’apprette que d'insipides lan-
gueurs” herhaalt, wordt zij onderbroken door een dans-
motiefje dat als het ware den gek met haar steekt. In deze
aria is de componist op zijn best. Alles bij elkaar genomen
staat de cantate dan ook muzikaal op zeer hoog peil en
levert het onomstootelijke bewijs van het bijzondere com
positietalent van Van Blankenburg. Het is dan ook te