HAAGSCHE KUNSTENAARS
17
„Lieber, heiliger, groszer Küsser,
Der du mirs in lechzend athmender
Giückseeligkeit fast vorgethan hast!
Wem soil ich’s klagen? Klagte ich dir’s nicht!
Dir dessen Lieder wie ein warmes Küssen
Heilender Krauter mir unters Herz sich legten,
Dasz es wieder aus dem krampfigen Starren
Erdetreibens klopfend sich erholte!”
Maar de hartstochtelijke liefdeslyriek van den nauwe
lijks 25 jaar geworden jongen beperkte zich niet tot de
Basia, welke in Spanje geschreven en aan de schoone
Neaera gewijd zijn. Daar aan vooraf gingen drie boeken
met Elegiae, waarvan het eerste geïnspireerd is door een
Mechelsche jonge vrouw Julia, die den dichter afwees
en met een ander huwde. De liefde voor Julia heeft
Secundus diep aangegrepen. Nog drie jaar heeft hij,
telkens in de Meimaand, aan deze liefde een herinnerings
gedicht gewijd. Julia’s gelaatstrekken heeft hij vastge
legd op een medaille, welke hij in de hand wilde houden
toen Jan van Scorel in zijn laatste levensjaar zijn portret
schilderde. Van de Lydia en de Venerilla, die hem na
Julia bekoord hebben, hooren wij weinig; ook de vurige
Spaansche Neaera heeft hij op een medaille weergegeven.
Behalve deze gedichten zijn er dan nog Epigrammata,
2
Het is dan ook zeker geen wonder, dat het beroemde
bundeltje der „Basia”, der „Kussen”, in 1539 en 1541
voor het eerst verschenen, tal van bewonderaars en na
volgers heeft gevonden, en dat het tot in onzen tijd
toe in Nederlandsch, Fransch, Duitsch, Engelsch en Ita-
liaansch is vertaald en dat groote dichters uit alle eeuwen
er door zijn geboeid geweest. Ik herinner slechts aan de
bewondering van Goethe: