IV.
HAAGSCHE KUNSTENAARS
19
„Were it not better done as others use
„To sport with Amaryllis in the shade
„Or with the tangles of Neaera’s Hair?”
Ronsard, de hoofdman der Pléiade, in wiens gedich
ten navolgingen van Secundus te vinden zijn, zag in dat
dubbel kunstenaarschap een deel van Secundus’ roem:
Jean Second, de qui la gloire
N’ira jamais défaillant,
Eut contre elle la victoire
Par ces armes l’assaillant:
Dont la main industrieuse
Secundus was een dichter, bewonderend de schoon
heid der klassieken, maar bovenal bewogen door zijn
eigen levenservaringen en door hetgeen hij om zich heen
zag. Hij is in deze landen een der eerste dichters, die ook
in zoover een renaissance-mensch is, dat hij uiting geeft
aan zelfondervonden bewondering voor de natuur en
haar verschijnselen, en die niet alleen humanist, maar
ook Nederlander het eenvoudig realisme kent, dat
onze primitieven in hun schilderijen tot uiting brengen,
en dat ook Erasmus in zijn samenspraken telkens doet
gelden. Merkwaardig is het ook, dat deze jonge man, die
reeds zoo opgenomen was in het leven van zijn tijd, dat
hij verzen schreef over of opdroeg aan Karel V, Frans I,
Hendrik VIII, Margaretha van Oostenrijk, Thomas
Morus, Mendoza, Erasmus, óók hield van sport, van
jacht en paardrijden, naast de studie in recht en wijsbe
geerte, en dat hij tenslotte nog als echt renaissance-
mensch andere kunsten beoefende óók.