TWEE ZESTIENDE-EEUWSCHE
20
Animoit également
la carte laborieuse
Et la table dextrement:
Et duquel les Baisers ores,
Pour estre venus du Ciel,
En ces vers coulent encores
Plus doux que 1’Attique miel. i)
Begrijpen wij onder „carte” de dichtkunst dan zullen
wij onder „table” de schilderkunst moeten zien. Dat dit
letterlijk zou zijn op te nemen is waarschijnlijk, daar men
ook uit een brief aan Jan van Scorel zou kunnen opma
ken, dat Secundus zich met schilderen bezighield 2). Wij
weten daarvan echter overigens niets. Maar wat wij wel
weten is, dat hij een andere plastische kunst beoefende,
nml. de penningkunst, „met jeugdigen overmoed”, zooals
hij zelf zegt. Hij schrijft daarover trouwens meer dan
eens en, zooals ik hierboven reeds verhaalde, met zijn
medaille van Julia werd hij geportretteerd. (Afb. 2)
In de verschillende werken, die zich met zijn verzen
bezighouden, wordt zijn penningkunst slechts terloops
genoemd. Intusschen schrijven de kenners op dat gebied
hem thans niet minder dan een 17-tal medailles toe, waar
van er een 14-tal ook in exemplaren, zij het niet altijd
even goed bewaard, tot ons zijn gekomen.
De zeventien zijn:
1. Nicolaes Everardi.
2. Nicolaes Everardi, Jo. Se. F. MDXXXI.
3. Joachim Ringelberg van Antwerpen.
J) Oeuvres Compl. ed. 1914'19. Vol. 11 blz. 422.
2) Ook uit enkele verzen van zijn broeders na zijn overlijden zou
de beoefening van de schilderkunst kunnen blijken. Men zie den brief
aan J. v. Scorel van 8 Mei 1533, die hier achter nog volgt.