TWEE ZESTIENDE-EEUWSCHE 24 7. Het is de penning met het randschrift: Franciscus Craneveldius 12. en het inschrift, Aet. 48, onder het borstbeeld, met een keerzijde tenslotte, waarin een inschrift is ge graveerd door den kunstenaar zelf, bevattend een regel uit Psalm 117 „Aperite mihi portas justiciae”, gevolgd door hetzelfde in het Grieksch en in het Hebreeuwsch, waaronder dan: Mense Maio MDXXXIII. (Afb. 8 a, b en c) Craneveld was in 1532 lid geworden van den Grooten Raad te Mechelen. Hij was een vriend van Nicolaas Everhardi; evenals van Erasmus en Morus. 8. Uit dezelfde dagen moet de penning zijn op Secun dus’ geliefde Julia, iets vroeger dan die van Crane- veld. Immers in een brief aan Jan van Scorel van 8 Mei 1533, schrijft Secundus, dat hij den penning van Julia reeds voltooid heeft (Afb. 12) en „voor eenige dagen” ook 9, 10 en 11. zijn penningen op zijn broeder Nicolaas, op diens vrouw Anna Cobel en op zijn geliefde Neaera; hij vermeldt deze in verzen of in brieven, maar exem plaren zijn niet bekend, evenmin als een van Jean Carondalet, aartsbisschop van Paler mo. Carondalet was de opvolger van Nic. Everhardi als president van den Grooten Raad. 13. In 1533 maakte Secundus ook een penning op Karel V, welke aan de keerzijde Kareis embleem: de zuilen van Hercules, vertoont. Het origineel exemplaar zond hij den Keizer met een gedicht (Elegiae III, el. 11) waarin de woorden: „Gij zult aan de eene zijde Uw wapen zien, de zuilen van Hercules zich verheffend uit de onstuimige zee; de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 36