HAAGSCHE KUNSTENAARS
27
V.
Tenslotte nog iets over Secundus’ uiterlijke verschij
ning. Wij kennen die uit de ons overgeleverde portret
ten slechts gebrekkig, omdat deze portretten niet naar
het leven zijn gemaakt. Behalve een ets door den Haag -
schen schilder W. Rottermond, omstreeks het midden
der 17de eeuw ontstaan, welke waarschijnlijk nogal
gefantazeerd is2) (Afb. 15), zijn namelijk alle afbeel-
1) Simonis heeft deze medaille zelfs aan J. S. toegeschreven, welke
meening thans door niemand meer gedeeld wordt. De groote medaille
is nml. van 1519 en dus voor J. S. uitgesloten, maar ook de kleinere
repliek van 1531, die van dezelfde hand lijkt, schrijft men tegen
woordig niet meer aan J. S. toe. Zie over Simonis' motieven, a.w.
blz. 80 en vlg.
2) Zie voor de ets van Rottermond: Med. K. W. III, blz. 141.
zelfportret. Uit 1519 is zijn penning van Erasmus. Het
is waarschijnlijk, dat deze penning, waarvan zeker wel
een exemplaar in Mechelen zal zijn geweest, misschien
wel in handen van Nicolaas Everhardi zelf, op Janus
Secundus indruk gemaakt heeft1). Trouwens, in de
kunstverzameling van de Landvoogdes, wier paleis het
middelpunt was van een sterk ontwikkeld geestelijk en
artistiek leven in Mechelen, vooral juist door den kring
der families, waartoe de Everhardi’s behoorden, waren
niet slechts Italiaansche medailles, maar ook verschei
dene antieke. Ook deze zijn voorbeelden geweest voor
Secundus, onder andere voor de Julia. Uitvoerig heeft
in 1900 Simonis over Secundus als medailleur geschre
ven in zijn werk over Numismatique Beige. Dit opstel
hoewel thans niet meer alle erin genoemde toeschrijvin
gen worden aanvaard geeft toch tal van bijzonder
belangwekkende beschouwingen en mededeelingen.