TWEE ZESTIENDE-EEUWSCHE 28 tot U dingen van Secundus’ copieën, welke wel teruggaan op een portret door een grooten meester, maar dat toch ongetwijfeld zeer zwak weergeven. Wie zou die groote meester anders kunnen zijn dan Jan van Scorel? Natuur lijk bewonderde Secundus hem en even zeker moet hij juist met dezen meester contact gezocht hebben i). Reeds in 1524, toen Scorel nog in Rome vertoefde, zond Secundus hem een aansporing tot terugkeer naar het vaderland en een welkomstgroet in Latijnsche verzen. Dit gedicht kwam nog uit den Haag. Belangrijker was een tweede en langer vers uit Mechelen, waarin wij de groote bewondering voor den schilder vinden uitge drukt: Accipe Maclinia missas tot ab urbe salutas, Quot nosti varios tabulae dare rite colores, Quot didicisti hominum diversas ponere formas, Pingere quot verna solitus super arbore frondes. 2) Maar iets meer omtrent de kunstenaarsrelaties tusschen beide mannen vinden wij uitgedrukt in een brief van Secundus 8 Mei 1533 uit Mechelen gezonden, toen hij op het punt stond naar Spanje te gaan: „Aan den Heer Johannes Scorel, te Utrecht, Waarde Heer en Vriend! Kort voordat ik naar mijn broeder Nicolaas in Spanje zou vertrekken en de heer Stephanus Montanus, onze gemeenschappelijke vriend, zou terugkeeren, meende ik U toch iets te moeten x) Zie over J. Secundus en Scorel: dr. J. F. M. Sterck in: Het Boek X (1921), blz. 213 en vlg. 2) „Ontvang, gezonden uit de stad Mechelen, zóóvele groeten als gij 't verstaat aan uwe schilderijen de meest verscheidene, maar juiste kleuren te geven, zóóvele als gij geleerd hebt de verschil lende menschelijke vormen voor te stellen: zóóvele als gij pleegt lentebladeren aan de boomen te schilderen”.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 42