DOOR
Dr. P. J. VAN BREEMEN. x)
DE GRENZEN VAN „DEN DORPE VAN DER
HAGHE” IN DE OORKONDE VAN 1370
Dit alles zij echter gezeit zonder de zaak
te beslechten: waarschijnelijkheit is altijd geen
waarheit.
Oudheden van Delft en Delfland mits
gaders van 's Gravenhage, A° 1720.
Toen ik onlangs door omstandigheden, die hier overi
gens niet ter zake doen, er toe kwam het stuk van Pabon
„Die Haghe als ambacht, parochie en waterschap tot het
einde der 16de eeuw”, verschenen in jaargang 1924 van
„Die Haghe”, ter hand te nemen, vond ik mij door de
reconstructie der grenzen, die Pabon daarin beproeft,
niet geheel bevredigd (l.c. bl. 230 en volg.).
In het boek van Van Gelder ,,’s-Gravenhage in zeven
eeuwen”, verschenen in 1937, vond ik de uitkomst van
Pabon onveranderd weergegeven (l.c. bl. 25). De over
eenstemming op dit punt tusschen deze twee kenners der
Haagsche geschiedenis zou eiken twijfel hebben moeten
buitensluiten. Toch rees er twijfel bij mij op, of Pabon in
alles het juiste getroffen had. Een verbetering, door
Pabon in 1936 („Die Haghe”, bl. 253) gegeven, waar
van Van Gelder blijkbaar geen gebruik meer had kunnen
-1-) De Redactie acht deze studie van genoegzaam belang om haar
een plaats in het Jaarboek in te ruimen, hoewel zij zich met de ge
trokken conclusies, die geheel voor rekening van den schrijver blijven,
niet kan vereenigen.