DE GRENZEN VAN „DEN DORPE VAN DER
36
J-
zal mij daarbij uitsluitend laten leiden door de bewoor
dingen der oorkonde.
Als aanvangspunt kies ik het beginpunt van lijn 2 en
plaats dit op den hoek van Lange Houtstraat en Tour-
nooiveld. Die keuze werd door de volgende overweging
bepaald. De tekst van het handvest geeft op, dat 9 aan
de oostzijde van den vijver eindigt en dat lijn 8 een zuid
oostelijke richting heeft. Lijn 8 kan dus niet ver van den
vijver verwijderd zijn en het ligt voor iedereen voor de
hand in lijn 8 de zuidzijde van het-lange been van het
Voorhout te zien.
De woorden: „van de uiterste gracht, waar het oude
duifhuis stond, zuidwaarts” kunnen niet anders beteeke-
nen dan dat men zich van die gracht verwijdert, niet dat
men zich daar langs verplaatst. De gracht kan dan twee
hoofdrichtingen innemen ten opzichte van de richting
van verplaatsing. Of de gracht strekt in dezelfde richting
N-Z en eindigt bij het gekozen punt öf zij staat loodrecht
op de richting N-Z. In het eerste geval zou er dus een
gracht noordwaarts het Voorhout in hebben moeten
loopen, wat een onmogelijke vooronderstelling mag
heeten; rest alleen de tweede toestand.
Lijn 2 heeft volgens definitie een zuidwaartsche strek
king en moest volgens mijn opvatting van den tekst door
een weg van 2 roeden breed vergezeld gaan. Een en
ander deed mij beproeven, of de Lange Houtstraat aan
het gestelde doel kon voldoen om van daaruit de grens
op aannemelijke wijze verder te ontwikkelen; het gevolg
was gunstig. Wel zat er aanvankelijk eenige zwarigheid
in het bijeenbrengen van het eindpunt van 9 en het begin
punt van 2, maar zooals alle moeilijkheden in den tekst,
bleek ook deze zwarigheid bij eenig nadenken voor een
behoorlijke oplossing vatbaar.
Als uiterste gracht der oorkonde vooronderstelde ik