AANTEEKENINGEN BETREFFENDE DEN HAAG
62
Voor een stukje grond om er een huisje of „kamer”
op te zetten, betaalde men gewoonlijk 1 d. of d„
zooals uit de Hofboeken, uitvoeriger lijsten of leggers
van erfpachten uit de 15de en 16de eeuw, blijkt t). Voor
grootere huizen ging de pacht in dien lateren tijd tot
3 d. toe, maar of zulke huizen reeds voor 1370 voor
kwamen, is twijfelachtig. In het algemeen zullen midden
in de 14de eeuw hoogere bedragen dan 1J^ d. op huisjes
met een groote lap gronds of op bouw- en weiland wijzen.
In de oudste rekening (van 1316) zijn voor ons geval
alleen van belang de benamingen Veen en Geest, de
eerste als algemeene aanduiding voor de lage, vochtige
streken, die in dien tijd hoogstens daar, waar zij in de
geestgronden overgingen, bewoonbaar waren en overi
gens vrijwel uitsluitend voor wei- en hooiland of voor het
delven van turf dienden en de tweede voor de hooge,
droge zandgronden, die in de eerste plaats voor bewoning
en bijkomstig voor den verbouw van voedselgewassen
voor den mensch, voor henneptuin e.d. of voor armelijken
weigrond in aanmerking kwamen. Hofsteden kwamen
dus wel op de Geest voor, maar het echte wei- en hooi
land hadden de bezitters of gebruikers dier hofsteden in
het veengebied te huren.
In de „verklaring" van 1334 wordt reeds onderscheid
gemaakt tusschen Veen en Noordveen, d.i. tusschen de
veengronden ten zuiden en die ten noorden van de hooge
zand- of geestgronden, waarop het dorp zich als woon
oord ontwikkeld had. In lateren tijd, in de rekeningen
van 1350 af, wordt ook altijd van Zuidveen tegenover
Noordveen gesproken.
x) Pabon heeft in zijn uitgave dezer Hofboeken (1937) onder-
deelen van 1 denarie vaak verwaarloosd. De reden daarvoor is mij
niet duidelijk. Het heeft ten gevolge, dat de sommen in zijn uitgave
niet overal kunnen kloppen, ook al doen zij dat in de origineele hof
boeken wel.