AANTEEKENINGEN BETREFFENDE DEN HAAG 64 1) Er werd gerekend als volgt: 1 pond 20 schelling (of stuivers) 40 grooten 240 denariën (of penningen) 480 oort (oortjes) 960 miten (mijten). Waarschijnlijk heeft men hier van 1334 tot 1351 met een en denzelfden persoon te maken. Dat deze Claas reeds tus- schen 1351 en 1358 zijn huur heeft overgedaan aan Gerrit Claas Gerrit Doedenz., wordt wel hoogst waarschijnlijk door de omstandigheid, dat de laatste tot in miten juist hetzelfde bedrag betaalt als de eerste; want de 15 d. 13 d. 1 m. van 1351 stellen dezelfde som voor als de 28 d. 1 m. van 1358 of de 2 s. 4 d. 1 m. van 1363 x). Hierbij dient er nog de nadruk op te vallen, dat 28 d. 1 m. een heel ongewoon bedrag is. Een verklaring zal misschien verlangd worden voor de 2 miten van 1350 in plaats van 1 mite. Nu is de reke ning van 1351 blijkbaar aan de hand van die van 1350 dan wel zijn beide naar een zelfde lijst opgemaakt, want de volgorde der personen, die in beide voorkomen, is grootendeels gelijk. Er komen echter in de als overeen komstig bedoelde namen hier en daar verschillen voor, die niet anders dan aan verschrijvingen te wijten kunnen zijn en zoo iets mag men dus ook voor de vermelde be dragen veronderstellen. De 2 miten van 1350 zijn ver moedelijk tot 1 mite terug te brengen. Op grond van de overeenkomst in de persoonsnamen, in de grootte van het eigenaardige bedrag van de erf pacht, in de streek, waar het gepachte land lag en ten slotte door de verdwijning van de een na 1351 gepaard met de verschijning van den ander in 1358, lijkt het mij niet onredelijk om in Claas Gerrit Doeden den vader en in Gerrit Cl. G. D. den zoon te zien; daarbij gaat dan tusschen 1351 en 1358 de erfhuur van vader op zoon over. Dat de hofstede van Claas Gerrit Doedenz. volgens

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 79