AANTEEKENINGEN BETREFFENDE DEN HAAG 70 De bijlage van de kaart van 1504 geeft de volgende indeeling van het Hofland: buurt van de Prinsegracht als het terrein, waar het Hof land te zoeken was. Nu, wat den tijd der hofboeken betreft, dus het tijdvak 1460—1560, behoeft er omtrent de juiste ligging van het Hofland niet de minste onzeker heid te blijven bestaan. Op het Rijksarchief in Den Haag berust een kaart van het Hofland van de hand van Maarten Cornelisz., gezworen landmeter van Delfland uit het jaar 1504, dus van een tijdstip, dat ongeveer halverwege ligt tusschen het begin en het eind van boven bedoeld tijdvak en slechts door de korte spanne tijds van 8 jaar gescheiden is van het jaar van aanleg van een der hofboeken i) In aanmerking nemende, wat boven aangaande de onveranderde verhouding tusschen het Hofland en zijn naaste omgeving voor de periode 1460—1560 opgemerkt werd, mag men derhalve grootte, ligging en begrenzing van het Hofland in 1504 als grondslag nemen voor den toestand in de eeuw, die de hofboeken bestrijken 2). x) Kaart no 2344 met een geschreven bijlage van den landmeter: Meterije vant Hofflant geleghen bij westen den Haeghe bij thuys ter Westerbeeck gedaen bij Maertin Cornelisz gezworen lantmeter van Delflant in den jaere XVCIIII zoe hyr nae vollicht. 2) Ter wille van de volledigheid zij er hier op gewezen, dat de legger van 1458 in zoover van de drie andere hofboeken afwijkt, dat daarin 8 morgen, in 4 stukken aan Gerrit Potter toebehoorende, in de buurt van het Hofland geboekt staan, waarbij geen bedrag in gevuld is en die in de andere boeken ontbreken. Deze echter bevat ten alle drie de opmerking, dat aan het Hofland eenige stukken land grenzen, die vrij van betaling zijn. Het ligt daarom eenigermate voor de hand om deze 8 mg. met de niet betalende, hoewel geen hofland zijnde perceelen te vereenzelvigen. Een Gerrit Potter komt reeds in de 14de eeuw als leenman van den Graaf in Haagambacht voor.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 85