VOOR DE HERVORMING 73 Zie de reproductie in een artikel van Dr. W. Moll in het Jaarb. Die Haghe 1927 tegenover blz. 62. Buitensingel, uitmondt; hij draagt den weinig zeggenden naam van ,,’t Uyt-Padt”. Tegenover de uitmonding ligt geen brug over de gracht en men moest in het begin van de 18de eeuw zijn weg vervolgen noordwaarts langs genoemden singel tot aan den Loosduinschen weg of even zuidwaarts en dan oostwaarts den hoek om langs den Zuid-Buitensingel. De kaart van Jacob van Deventer1) van ongeveer 1560/70 laat zien, hoe de toestand was vóór het ontstaan der Haagsche singelgrachten ongeveer ten tijde van het hofboek van 1561. Op die kaart is niet meer het stuk van het uitpad binnen het Hofland geteekend, maar wel het gedeelte tusschen de oostgrens van het Hofland en een weg, die noordwaarts naar de westmolens loopt. Deze laatste weg moet ongeveer gelegen hebben, waar later de zuidwestsingelgracht met haar aan weerszijden belen dende wegen tot stand kwam. Met ziet het uitpad met een ronde bocht in dezen weg overgaan, maar aan het einde van de bocht slaat rechthoekig op den molenweg een andere weg oostwaarts af. Na het graven der singels aan de zuiwestzijde der stad is deze weg voor de buiten de singels gebleven landerijen als uitpad vervallen. Hij zal tusschen Prinsegracht en Zuidbinnensingel geloopen hebben, ongeveer evenwijdig aan beide. Het kenmer kende van dezen weg is zijn strakke loop, bijv, in tegenstelling tot den molenweg. De verbinding tusschen dezen (verdwenen) weg en de Laan komt tot stand door een weg, die zich van het snijpunt van Laan en Assen- delftstraat met een groote, ronde bocht vrijwel naar het zuiden richt en onder een bijna rechten hoek den weg in kwestie opneemt. De kaart van Floris Balthasarsz. van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1938 | | pagina 90