DER PORTUGEESCHE ISRAËLIETEN 85 niet admitteeren die zij sullen komen goed te vinden, als mede omme de vaste plaatsen in deselve kerke naar haar welgevallen uijt te deelen, mitsgrs. omme tot het omdragen Van de Boeken Mozes ende verdere formaliteijten daar omtrent gebruijkelijk te mogen noemen, sodanige lede maten als sij sullen oordeelen die beneficiën te competee- ren”. Zelfs wordt uitdrukkelijk vastgesteld: „dat niemant in weerwil van de Kerkenraad bevoegt is eenigh onder houd tot de gem. Kerke te contribueeren”. Al maakt een dergelijke autorisatie een merkwaardigen indruk, er was zeer zeker reden te over om haar te vragen. Immers waren er in de zustergemeente Beth Jacob moei lijkheden gerezen met een querulant, die tot processen aanleiding hadden gegeven, waarbij zelfs tot aan den Hoogen Raad toe geappeleerd werd. Een appointement van een jaar later (bijlage 15) licht ons hierover uitvoerig in en doet ons vermoeden, dat Honendal naar aanleiding van deze moeilijkheden in 1726 voorzorgsmaatregelen wilde treffen. Het grootste deel van het hiervoren staande betreft intern Joodsche aangelegenheden. Bijzonder interessant is natuurlijk de verhouding tusschen Joden en niet-Joden, waarop we reeds aardige kijkjes kregen door de beschou wingen uit 1706 in bijlage lb over het uitoefenen van den godsdienst en door de merkwaardige kwestie van den al dan niet te bouwen toren op de synagoge Prinsessegracht alsmede door He verkregen toestemming tot verbouwing der bruggen. Er zijn nog enkele verdere gegevens te vinden. Zoo werd b.v. in 1694, naar aanleiding van geruchten, dat eenige Portugeesche families zich in den Haag zouden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 100