x) DER PORTUGEESCHE ISRAËLIETEN 87 p. 55. gebeurtenissen, vermoedelijk op hun voorbeeld had zich namelijk de „Buurt beklaagd, dat zij te kort kwam; uit den aard der zaak werd bij de Joodsche begrafenissen geen gebruik gemaakt van de aangeboden burendiensten en nu gaf het meerendeel der Joden ook niet de „ver- eering” voor het verrichten van deze diensten gebruike lijk. De Buurtleden vonden dat zij recht hadden op deze belooning alleen al door het aanbod van dienst te willen zijn en kregen den magistraat op hun hand. Deze stelde meteen vast, hoe groot de vereering bij voorkomende sterfgevallen moest zijn (bijlage 19). Vergelijkt men deze 2 uit hetzelfde jaar dateerende lijsten, dan blijkt, dat voorzoover dezelfde personen op beide voorkomen, deze in de ,,Buurt”-taxatie allen in de hoogste 2 klassen ge rangschikt zijn en derhalve tot de rijksten behoorden. Is het dan te boud te veronderstellen, dat de lager ge- rangschikten ontbreken op de „Schutterij’’lijst, omdat zij niet onder de vrijstelling vielen en dus wel een winkel dreven? Omgekeerd ontbreken ettelijke welgestelden, op de „Schutterij’’lijst voorkomend, op de lijst der „Buurt”; er moeten dus in 1706 ook nog elders dan in deze stads wijk Portugeesche Joden gewoond hebben. Later woon den zij, gelijk bekend is, vrijwel uitsluitend hier, vooral op den Nieuwen Uitleg, waarmee deze „Buurt” 9 No vember 1707 werd uitgebreid. Men vindt dan ook in dit buurtboek geregeld de „vereeringen” door Portugeesche Joden vermeld bij sterfgevallen in de families, al wordt later ook hier niet meer de hand gehouden aan de oor spronkelijk ingestelde klassen van 25, 18, 12 en 6 gulden. Ik verwijs b.v. naar de bovenaangehaalde posten van de begrafenis van den voorlezer Abenacar en zijn vrouw.1) Behoudens de gegevens voor het familiegeld, waarvoor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 102