BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS 100 BIJLAGE 9 Oa. Resolutiën Den III Februarij 1702 Burgemrs. van 's Gravenhage gehoort hebbende de iterative klagh- ten ter kamere van haar Edle. Achtb. t’sederd enigen tijd herwaarts soo bij het vleijsch-houwersgilde, als bij den pachter van het bestiaal gedaan, ter saake Jacob Tobias, vleessnijder van de joodse natie alhier, sich alleen attacheerde aan een vleeschhouwer om te snijden, en dat (alsoo die dan dikmaals geen vlees genoegh had om een ijder te gerieven, en daar door dan wierd veroorsaakt, dat dese, en geene niet behoorlijk konde werden voorsien) het selve was strekkende in prejudicie van de andere vleeshouwers, mitsgaders van de pacht en sulx van t’ gemeene land; Alsmede dat gemelte Tobias dikmaals alleen in geen staat was om een ijder te kunnen dienen; en haar EdleAchtb. daarop de regenten van de voornoemde Hooghduijtse joden hebbende geordonneert noch een bequaam persoon benevens den voorn. Jacob Tobias aan te stel len, ten eijnde altijd overvloed van vleesch soude kunnen worden ge sneden, en bij deselven daartoe met kennisse van Manuel Levi Duar te, en Moses de Pinto i) sijnde aangestelt Aaron Israel, soo hebben Burgmrs. voornt. den gemelten Jacob Tobias en Aaron Israel ge ordonneert, soo als hen geordonneert werd bij dese dat sij op den ordinaris gewoonen tijd vleesch sullen hebben te snijden voor de gansche joodse natie, te weten soowel voor de Hooghduijdse, als Portugeese joden, en bij de vleeshouwers in ’t generaal sullen hebben te vernemen, of sij eenigh vleesch 't sij ossen, kalf, of schapenvleesch hebben omme te laten snijden; en verbieden bij dese wel expresselijk, dat niemand, wie het ook soude mogen wesen, sal mogen werden aangestelt of geemployeert om enigh vleesch te snijden buijten de voorn. Jacob Tobias en Aaron Israel directelijk of indirectelijk op pene van arbitrale correctie, soo wel ten regarde van diegene, die buijten de voorn, twee persoonen sullen komen te snijden, als van dengenen, die haar daartoe sullen hebben geemployeert. Ordonneerende voorts mede aan alle vleeschhouwers de halve stuijvers, dewelke die van meergenoemde joodse natie gehouden sijn op ijder pond vleesch meer te betalen en die besteed werden tot onderhoud soo van joodse kerken, armen als anders, van de kopers De bekende censores morum uit leden der Port.-Irs. gemeente benoemd; zie ook noot op p. 37.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 115