DER PORTUGEESCHE ISRAËLIETEN
109
BIJLAGE 17
Notulen van de Weth. 1706-Apr.-20
Geproponeert sijnde dat tot noghtoe die van de Joodsche natie,
dewelke sigh metterwoon binnen dese stede hadden neder gesett, in
gevolge van het geresolveerde op den X Augusti 1694 niet waren be
last geweest met eenige toghte off waghte, die andere burgers onder-
hevigh sijn, en dat sommige Joden in plaatse van soodanige exemtie
te erkennen omtrent degenen die de waghte voor haar comen waar
te nemen, wanneer de officieren van de schutterije comen om te gaan
om de jaarpenningh aan deselve niet alleen niets willen contribueren,
maar dat door de domestijquen van eenige der voornaamste van
deselve waren gegeven seer veragtelijke bejegeningen en bij de offi
cieren van de schutterije sijnde geexhibeert de taxe, waarop de Jood
sche familien tot Amsterdam sijn gestelt, en versoght dat op het
exempel van die stad en andere, daar Joden wonen, die van de voor-
schr. natie ook ten behoeve van de schutterije moghten werden ge-
taxeert; waarop gedelibereert sijnde is goedgevonden en verstaan,
die van de Joodsche natie alhier ten behoeve van de schutterije te
taxeeren in vier distincte dassen van twintigh, twaalff, ses en drije gl.
resp. jaarlijks, sijnde alles beneden de voorsch. taxe van Amsterdam.
Op de resumtie is geresolveert dese taxatie vooralsnog te laten
buijten executie, en dat aan de voornaamste der Joodsche natie sal
werden gerecommandeert de officieren van de schutterije te geven
alle redelijke genoegen in het vereeren van een fatsoenlijke jaar
penningh, en in cas dit niet moghte sijn van het gewenste succes, sal
over de executie van 't voorschr. geresolveerde nader werden gede
libereert.