TEGENOVER DE LEPROZEN 116 Op deze waarschijnlijkheid ben ik opmerkzaam gemaakt door Mejuffrouw L. J. Ruys, die zich verscheiden jaren met de inventari satie van het archief van het Hoogheemraadschap Delfland heeft beziggehouden. 2) Kloosters Delfland a.b., div. acten van 1510 tot 1520. gelegd, aldus een niet ingepolderde strook van een goede 25 meter diepte vrijlatend, welke strook zich, na de Scheyinck (waarin een sluisje was geplaatst) gepasseerd te zijn, op Voorburgsch terrein nog een eindweegs voort zette; dan naderde de dijk de vaart, langs welker oever hij vervolgens tot aan de Broeksloot doorliep. De bedoeling van deze anomalie is vermoedelijk geweest het scheppen van wat men met een vakterm „vlietlanden” noemt1). Deze vlietlanden hadden ten doel, voor het geval van hoog water een soort noodréservoir te creëeren, dat over- stroomingen kon tegengaan. De hierdoor ontstane dras sige strook leende zich bij uitstek voor de rietteelt en daar men voor dakbedekking veel riet noodig had, werd van deze gelegenheid een ijverig gebruik gemaakt 2). Oorspronkelijk zal de polderdijk wel niet veel als weg zijn gebruikt. Daarvoor was geen reden. Een andere en kortere weg, de Zuid-Denneweg, leidde, over de Bink horst, naar Voorburg. De kade, van haar kant, was slechts van de wat al te landelijke Coman Willemslaan uit te bereiken; gebruik moest daartoe worden gemaakt van de eenig aanwezige aftakking, die een particulier weiland doorsneed; na, eenmaal op den dijk gekomen, eerst een eindweegs tusschen het rietland en de polderweiden te zijn doorgeloopen, kwam men bij het sluisje van de Scheyinck aan. Was men dit gepasseerd, dan liet men eerst den Veenmolen en vervolgens de Binkhorst links liggen en, tot de Broeksloot genaderd, sloeg men links af, om tenslotte toch weer op den Denneweg uit te komen. Gaat men nu na, dat men de polderweiden rechtstreeks

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 132