TEGENOVER DE LEPROZEN 117 Zie o.m. de Kloosteracte van 7 Jan. 1467 (R.A., Zusterhuis St. Maria in Galilea, Inv. 1, f° 23). Pabon in het Jaarboekje van 1936 meent, dat de toegang oorspronkelijk aan het Spui heeft ge legen; dit, echter, berust op een verkeerde lezing van een passage in het Hofboek van 1458/1490; vergelijking met de overeenkomstige passage in het Hofboek van 1466 maakt dit duidelijk. langs de Coman Willemslaan kon bereiken en dat het gemaaide riet met schuiten langs de Vaart kon wor den afgevoerd, dan begrijpt men, dat de kade, die zeker geheel met gras zal begroeid zijn geweest, niet dan bij uitzondering te voet en bij nog grooter uitzondering met kar en paard is betreden of bereden geweest. Na 1463 veranderde de toestand. In dat jaar werd het Klooster van Sint Maria in Galilea gesticht. Het was een vrouwenklooster en de kloostergebouwen werden opge trokken op het leege terrein achter de huizen van Poten en Spui. Zijn poort en toegang kreeg het in de Poten, niet ver van den hoek van het Spui af, daar waar men nog thans de Bagijnestraat vindt1). Zooals gebruikelijk was, legde het Klooster een groot deel van zijn middelen in onroerende goederen vast en zooveel mogelijk kocht het, in den loop der eerstvolgende jaren, de beschikbaar komende perceelen op, die achter de kloostergebouwen tot aan de grens van Voorburg waren gelegen, ook links, maar voornamelijk rechts van de Coman Willemslaan. Het was er vóór het eind der eeuw op een enkele uit zondering na in geslaagd, op al het wei- en hooiland, dat tusschen de Coman Willemslaan en de Vaart was ge legen, de hand te leggen; voornamelijk bestond die uit zondering uit een strook in ,,de Hoeve”, waar enkel het uiterste, tegen de Scheyinck aan gelegen perceel werd verworven, en uit een strook, iets meer naar binnen ge legen, die aan den drapenier Pieter Jansz. had toebehoord en via diens weduwe in het bezit was gekomen van de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 133