OVER HET EERSTE HAAGSCH GYMNASIUM
5
I
Daarvoor zoude men altijd op de Latijnsche Scholen dat
ware principe bewaren, dat men één hoofddoel had, en
niet onbedachtzaam het hoofd met kundigheden zonder
doel vervulde. Hierbij voegde Dr Bax een uiteen
zetting, omtrent ,,een volledig onderwijs voor alle standen
van burgers, welke een beschaafde opvoeding voor hunne
kinderen verlangen.”
Zou men, vraagt hij, niet op eenvoudige grondslagen
een inrichting kunnen daarstellen voor den beschaafden
stand, waardoor men aan de behoefte van denzelven in
de verschillende betrekkingen, waarin die kan geplaatst
worden, voldeed? De twee grondslagen zouden moe
ten zijn: 1° Éénheid in die nieuwe inrichting: het geheele
onderwijs onder het oppertoezicht van den rector, en 2°
men moet twee hoofdafdeelingen hebben, waarbij men
voor de ééne alles inrichte met het oog op de Academie,
en bij de andere met het oog op verschillende, zoowel
militaire, als civiele betrekkingen, zoodat men altijd zoude
vragen, wat den jongeling het nuttigst zoude kunnen zijn
voor zijn volgende bestemming. „Er zijn in den Haag een
Latijnsche school en een middelbare school, die hoege
naamd geen nuttige werking op elkander hebben; hoewel
de kennis der Oude talen tot een zekere hoogte elk be
schaafd mensch nuttig en aangenaam zoude kunnen zijn,
en de kennis der moderne talen in de tegenwoordige tijden
voor den toekomenden student onmisbaar is.
„Wanneer men dus in een stad konde oprichten een
Gymnasium onder één hoofdbestuur, zal ik eens zeggen,
waar men de twee verschillende wegen voor oogen hield,
welke door de jongelieden moesten worden begaan, doch
waar men alles zóó zocht in te richten, dat het oude door
het nieuwe niet werd belemmerd, maar geholpen, en het
nieuwe ook voordeel trok van de erkende voortreffelijk
heid van het oude, dan zou men zeer zeker iets zeer voor-