TEGENOVER DE LEPROZEN 125 goede vijf de eischen, die een andere tuin. Ook deze kocht hij aan en nu namen Beuckelaer en hij een belangrijk besluit. Immers, een tuin, die bij een dubbele breedte slechts een goede vijf en twintig meter diep was, voldeed niet aan hooge heeren aan een lusthof behoorden te stellen. Persyn trok er zijn tweeden tuin dus bij aan en Beuckelaer een even groot brok van zijn aan de andere zijde van de kade gelegen bezit. Thans, echter, werd de ka tot een hindernis tusschen de beide tuindeelen in. Ze moest, wilde men dit verhelpen, worden omgelegd. Hiertoe vroegen beide eigenaars vergunning aan van het Hoogheemraadschap Delfland, dat hun, na de gebruikelijke formaliteiten, op 19 November 1548 zijn consent verleende1). In de ka kwam nu een vreemde bocht te liggen, die echter aan den Noordkant door Persyn alspoedig werd rechtgemaakt. Hij verwierf namelijk opnieuw een paar tuinen, aan de Noord grens van zijn oorspronkelijk bezit gelegen. Die op den Vaartoever liep door tot aan het aan den Deurwaarder bij den Hove van Holland Jan le Bucq 2) toebehoorende tuintje, dat zelf aan de vaarsloot van de Zusters grensde; die aan de overzij van de ka liep door tot aan de vaar sloot zelf. Hierna trok hij, opnieuw met consent van het Hoogheemraadschap Delfland,- dat hem op 5 December 1558 verleend was 3)de kade rechtdoor tot op het punt, waar deze de dwars daaropstaande, langs de vaarsloot loopende ka ontmoette. Zijn eigen tuin was nu meer dan dubbel zoo groot als die van den inmiddels overleden Claes Beuckelaer. Die van den laatste, echter, had meer glans. Zóóveel, dat hij aan de buurt zijn naam heeft gegeven, den idyllischen naam van „Het Lammeken in ’t Groen”. Tot op het oogenblik waarop, in 1617, de Z.O. 1) Bijlage lila. 2) Bijlage I, Personalia sub 68. 3) Bijlage Illb.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 141