TEGENOVER DE LEPROZEN
126
uitgebreid; wel-
maar wel door zijn,
diens familieleden
in 1558 de
tweede
Buitensingel er dwars doorheen werd gegraven, gaf men
de situatie van de terreinen in den omtrek aan als „bij”
ofwel „Oost” van het Lammeken in 't Groen.
De opzet van dezen tuin was eenvoudig en rationeel:
in het midden lag het met ettelijke trapgevels gesierde
huis, bij den toegang, aan het laantje, stond een hooge,
gemetselde, van een afdak voorziene poort. In den eer
sten, oorspronkelijken tuin van Persyn, daarentegen,
stond het huis geheel achterin, met den voet in het water,
de lange zij parallel met de Vaart, de beide zijgevels
loodrecht daarop. Aangenomen mag worden, dat dit huis
ouder was dan dat van Claes Beuckelaer en al gezet,
toen de tuin zijn langen, smallen vorm nog niet had ver
loren en met den overtuin nog niet was
licht zelfs was het niet door Persyn,
voorganger Jan Bruyns of één van
gebouwd1). In dat tuingedeelte, waarmee
oorspronkelijke tuin werd vergroot, kwam nu een
huis te staan (voor zoover het er niet al stond), zoodat
er van eenigerlei architectonische eenheid bezwaarlijk
sprake kon zijn.
Klaarblijkelijk echter, heeft de ongunst der tijden den
Rentmeester verhinderd, zijn acquisities naar wensch te
financieren. Van het geheele, drie kwart Hectare of meer
beslaande bezit stonden in 1561, blijkens de Hofboeken
van dat jaar, slechts een tweetal perceeltjes op zijn naam;
de overige stonden nog op naam van de vroegere eige
naars, die hierin, naar men aannemen mag, zekerheid
vonden voor dé betaling van de nog uitstaande koopsom.
Tweemaal, in 1564 en in 1565, nam Persyn nu hypotheek
en met de hiermee verkregen gelden zal hij, ongetwijfeld,
de reeds jarenlang wachtende verkoopers eindelijk heb
ben tevreden gesteld. Een oplossing gaf dit niet. De
Personalia, sub 64.