TEGENOVER DE LEPROZEN
130
hebben gelijkent” 1). Hoe duidelijk blijkt uit de keus van
de plaats, waar de schansen zijn opgeworpen, de macht
der gewoonte! In de versterkte steden drongen, uit plaats
gebrek, de huizen zoo dicht mogelijk tegen de omwal
lingen aan. Hier had men ruimte genoeg. Maar men lei,
als hoorde het zoo, de versterkingen aan vlak tegen de
uiterste huizenrijen van het dorp. Tot die uiterste rijen
behoorden die aan de Oostzijde van het Spui en die in
de Poten. Er achter lag het Klooster. Dit herschiep men
dan nu in een soort vestingwerk. Andere schansen, o.m.,
wierp men vlak achter de huizenrij op, die de Oostelijke
zijde vormde van het Voorhout. Alle werden ze, nadat
de Spanjaarden waren geweken, zorgvuldig intact ge
laten, opdat ze, in geval van nood, onmiddellijk zouden
kunnen worden bezet 2).
Ook toen al was de Koekamp niet meer beboscht. Wel,
echter, strekte op de plek, waar nu het Malieveld ligt en
waar het terrein nog heuvelachtig was, het bosch zich
tot aan de Oostzijde (d.wz. Z.O.) van het Lange Voor
hout uit. Voor den aanleg van de versterkingen, echter,
hadden de Spanjaarden het beste hout eruit weggekapt;
in de daarop volgende twintig jaar had men er weinig
toezicht gehouden en was, doordat ook de bevolking er
clandestien, doch veelvuldig, aan het kappen was ge
weest, het bosch er tot een volslagen ruïne geworden.
Het dorp, inmiddels, had zich krachtig hersteld en zoo
wenschte men deze ruïne, die de plaats ontsierde, op te
ruimen en door nieuwen aanplant te vervangen. Het
zandige en onvruchtbare heuvelterrein, echter, was hier
toe weinig geschikt. Men besloot dus, het af te graven
en tevens een vaart aan te leggen, waarlangs men het
vrijkomende zand zou kunnen vervoeren. Dit bood het
1) J. Smit, loc. cit., blz. 210.
2) J. Smit, loc. cit., blz. 287.