TEGENOVER DE LEPROZEN 131 1) Bijlage IV. bijkomstige voordeel, dat ook Den Haag dan, evenals iedere Hollandsche plaats, die zich respecteerde, over een gracht zou beschikken, die het dorp zou verfraaien en het aanzien ervan zou vermeerderen. De Haagsche Magistraat, evenwel, was niet bij machte, een zoo uit gebreid plan alleen te financieren en zoo kwam op 7 Maart 1594 met de Rekenkamer, d.w.z. met de Staten van Holland, een overeenkomst tot stand, waarbij de lasten werden verdeeld i). Het begin- en het eindpunt van wat nog jarenlang ,,de Nieuwe Vaart” zou heeten waren vanzelf gegeven, het eindpunt in de vaarsloot, die in 1483 door het Klooster was aangelegd en die zonder meer toegang gaf tot de Haagsche Vaart, het beginpunt in de laagte achter de huizen van het Voorhout, die door het opwerpen van de schansen was ontstaan. Ze zijn eenerzijds in den Nieuwen Uitleg, anderzijds in de Ammunitiehaven en een deel van de Nieuwe Haven terug te vinden. In de in Bijlage IV weergegeven overeenkomst is het geheele tracé duidelijk neergelegd. Nog duidelijker blijkt het uit de beide in het Gemeentearchief aanwezige kaarten van Floris Jacobsz., waarvan de eerste van 7 April 1593 en de tweede van 4 November 1597 dateert. Het volgde: den Nieuwen Uit leg, de Prinsessegracht, de Heerengracht, den Fluweelen Burgwal, de Nieuwe Haven en de Ammunitiehaven en geeft het eerste groote grachtencomplex aan, dat Den Haag heeft bezeten. Van de singelgrachten dateert dus van vóór 1613 niet enkel, zooals algemeen bekend is, de Nieuwe Uitleg, maar ook de Prinsessegracht. Welke was nu de functie, die de beide aangehaalde kaarten vervullen moesten? Die van 1593 moest als basis dienen eenerzijds voor het opmaken van het contract tus-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 147