OVER HET EERSTE HAAGSCH GYMNASIUM
6
treffelijks daarstellen en zulk een stad zoude zich
mogen beroemen voor het publieke onderwijs in alle be
hoeften te hebben voorzien."
Uitgewerkte tabellen (die niet aanwezig zijn, maar die
ongetwijfeld in het programma van de nieuwe school ver
werkelijkt zijn) waren bij dit schrijven gevoegd. Dit
stuk nu is, met adhaesie van Curatoren, aan B. en W. ge
zonden 10 Oct. 1837). Kort daarop 16 Oct. 1837) volgt
het antwoord van B. en W., met verzoek om nadere inlich
tingen, die 1 Nov. 1837, uitvoerig, verdeeld over 4 pun
ten: 1. het onderwijs, 2. de onderwijzers, 3. de leerlingen,
en 4. de lokalen, aan B. en W. werden toegezonden.
Er zou onderwijs gegeven worden in Grieksch, Latijn,
Nederlandsch, Fransch, Duitsch, Engelsch, Wiskunde,
Algemeene en vaderlandsche geschiedenis, en Aardrijks
beschrijving; er zouden 10 onderwijzers noodig zijn, en
8 lokalen. En het minerval zou 100 per leerling bedra
gen. De kosten werden berekend nog 77 minder te zul
len bedragen dan bij afzonderlijk bestaan van Latijnsche
School en Middelbare School. Liefst zou men reeds in
Sept. 1838 het nieuwe Gymnasium doen aanvangen.
En reeds in den zomer van ’38 besluit de Gemeenteraad
tot het oprichten van een Gymnasium, waarvan de kos
ten, voor zoover ze die van de Latijnsche School en de
Middelbare School niet overtreffen, door de gemeente
zullen worden gedragen terwijl eventueele meerdere
kosten zullen gedekt worden uit de minervalia 100
per leerlingen een mogelijk surplus zal verdeeld
worden over: a. de onderwijzers, b. een pensioenfonds,
en c. een fonds voor kwade posten. In Sept. ’38 kwam
de vereischte Koninklijke goedkeuring met de bepaling,
dat na een proeftijd van 2 jaren, er een reglement moest
worden gemaakt, dat ook weer de Koninklijke goedkeu
ring moest verwerven.