TEGENOVER DE LEPROZEN 136 Van Dijck moest hiermee wel genoegen nemen, want langer kon hij niet wachten. Hij had het geheele bezit van Persyn weer in zijn handen vereenigd en was bezig het oude, op den oever van de Haagsche Vaart staande huis, dat inmiddels aan de achterzijde al met een royaler aandoenden uitbouw was uitgebreid, van een voorstuk te voorzien, dat een bij uitstek monumentalen indruk moest maken en in den meest sierlijken en modernen Renaissance-stijl was ontworpen. Het kreeg een, langs de Vaart in de lengte getrokken, voorplein, dat afge sloten werd met een poort of hek; opnieuw langs het water hierop toeloopend, was een oprijlaan geconcipieerd. Deze, trouwens, kon alleen worden aangelegd, doordat van Dijck de tusschen de Haagsche Vaart en de huizen van Jacob Meeuss. inliggende vrije strook van dezen had aangekocht. Die oprijlaan, nu, zou doelloos zijn, indien ze, door middel van een brug, niet met de Spuika werd verbonden. Terwijl dit huis gebouwd en de daaromheen liggende tuin werd aangelegd, werd aan de overzij van het Spui, als één van de nieuwe Singelgrachten, de Bierka ge graven; ze liep recht op den uit het Spuiwater oprijzenden zijgevel van Van Dijcks ambassadeurswoning toe. In 1617 volgde de Z.O. Buitensingel1). Deze nam zijn oorsprong achter het huis van van Dijck en verbond, een geweldigen hoek makend, de Haagsche Vaart, van af een punt, schuin tegenover de Bierka gelegen, met de blz. 25, betrekt Dr. Moll, evenwel ten onrechte, deze brug op den (zooals hij uiteraard ook zelf aangeeft, nog te graven) Z.O. Bui tensingel. 1) Dr. Moll, in zijn opstel over het ontstaan van de singelgrach ten in Die Haghe van 1932, betreurt het, dat de ontwerpkaart van Floris Jacobss., die de Riemer gekend moet hebben, verloren is ge gaan. Ze is inmiddels teruggevonden en op het Gemeente-Archief te consulteeren.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1939 | | pagina 152