TEGENOVER DE LEPROZEN
180
Jan Claess. het maken
(75) Jan van Dam. Zoon van Hugo (Hb. 1561 blz. 393). Raad
en Meester van de Rekening (Tr. Reg. 2, 1154); ook: Rekenmeester
■werd in 1585 aan Jan Claess. het maken van „brandbakken" ter
bevordering van voorkomend blusschingswerk opgedragen (Smit,
Den Haag i/d Geuzentijd, blz. 336).
(72) Pieter Bor. De bekende geschiedschrijver.
(73) Gerrit Lambrechfss. (van Geelt? Deze eigennaam in Hb.
1561 blz. 411). Twee zoons, Pieter en Huyck, en drie dochters,
Trijntgen, getr. met Joris Janss., Elisabeth en Annetgen (Tr. Reg. 2,
598). Van Geell heeft een „camerken” in de Lorresteeg (Hb. 1561
blz. 411). Of wellicht Gerrit Lambrechtsz. Schilperoort? (ZieSmit,
Den Haag i/d Geuzentijd, blz. 243). Deze echter heeft vermoedelijk
niet in Den Haag of Haagambacht gewoond.
(74) Jan van de Ketel Heymanss. Zoon van Heyman van
Mierop, Ambachtsheer van de Ketel, Rekenmeester, en van Johanna
Jansdr. In 1561 was deze weduwe (Hb. 1561, passim). In 1537 had
van Mierop van Cornelis van Borselen, die het op zijn beurt van
Joost Oem van Wijngaerden verkregen had, het aanzienlijke huis
aangekocht, dat zich bevond ter plaatse van den huidigen schouw
burg en verder den hoek van de tegenwoordige Lange Houtstraat
besloeg; tevens bezat hij de daarachter gelegen gronden, die zich
uitstrekten N. tot de Poten en O. tot het bosch (Smit, Den Haag
i/d Geuzentijd, blz. 57; uitvoerig bij van Stockum; Hb. 1561 blz. 466
en 390/91). In 1561 in het bezit van zijn weduwe, die tevens gron
den bezit aan den Wassenaarschen kant van den Veenpolder en
aan 't Benoordenhout (Hb. 1561, passim). In 1565 treedt de we
duwe, moeder van Jan van de Ketel, nog op (Tr. Reg. 2, 1039)
in 1567 niet meer (Tr. Reg. 2, 598). Jan Heymanss. zelf is in of
voor 1570 gestorven; na zijn dood is van regeeringswege op zijn
goederen beslag gelegd (Smit, ibid., blz. 57, noot). Van hem is
bekend een „boelschappe”, Jannetgen Adriaen Bouwensdr. (Smit,
blz. 57). Heeft een zoon Johan van de Ketel, Heer van Cabau, die
in of voor 1608 gestorven is; hij is de zaak van den opstand trouw
gebleven, wat hem als erfgenaam van zijn vader redding gebracht
heeft (Smit, ibid., blz. 206, j° Tr. Reg. 6, 867). De Heer van
Cabau bezat in 1561 een tuin en een paar morgen lands in het
Noordveen, tusschen Noordmolensche weg en Denneweg (Hb. 1561
blz. 402).