TEGENOVER DE LEPROZEN
187
de Coman Willemslaan sneed, aan gene zijde van den singel en O.
van de laan; haar dagelijksche woning bevond zich toen trouwens
aan de Oostzijde van de Houtstraat, waarvan de Coman Willems
laan het natuurlijk verlengstuk vormde. Het was lang een
onuitgemaakte zaak, of zij een dochter was van Barbara van
Nassau (dochter van Paulus van Nassau en Margaretha van Lier)
en Cornelis van Mechelen Floriszoon, dan wel van Anna Cock van
Nerijnen en Cornelis van Mechelen (zoon van Francois Paulszoon,
schepen van Antwerpen, en Aleyd van Beveren uit 's-Hertogen-
bosch). Immers, zoowel de eene als de andere Cornelis van Meche
len (die neven waren) had een dochter Margaretha, de eene gehuwd
met Philips van Steelant, drossaard van Buren, de andere ongehuwd
en geliefde van Prins Maurits. J. G. Frederiks (De Gids 1879, IV)
neemt zonder bewijs aan, dat deze laatste de dochter van Anna
Cock van Nerijnen was, De Nederl. Heraut (1892, blz. 153), even
eens zonder bewijs, dat zij de dochter was van Barbara van Nassau.
Dit laatste is juist, zooals Blok in het N. Nederl. Biogr. Wdb.,
Dl. I, zeer goed heeft onderkend; ook 7r. Reg. 9, 1248, doet dit zien,
waar Jr. Antoni van Mechelen last blijkt te bezitten van zijn zuster,
de hier bedoelde Margaretha van Mechelen; Anthonie, toch, was een
zoon van Barbara van Nassau! Margaretha van Mechelen (de hier
bedoelde) was Vrouwe van de Vrije Hoeve, Ambachtsvrouwe van
Aerlanderveen, Oudshoorn, Omphouck enz. (Tr. Reg. 7, 1284). Zij
stierf 17 Mei 1662 (N. Ned. Biogr. Wdb., Dl. I); 11 Maart 1663 ver
kocht haar zoon Lodewijk van zijn moeder geërfde bezittingen (Tr.
Reg. 12, 417); zij moet toen zeer bejaard zijn geweest, want al in 1590
was ze bij haar tantes in Leiden in huis en in 1601 hield de toelage op,
die deze voor haar opvoeding van de Staten-Generaal genoten; in 1603,
trouwens, had ze reeds kinderen van Prins Maurits; ze kan dus
bezwaarlijk na 1583 geboren zijn. Haar kleine buitengoed had ze
op 28 Nov. 1635 voor het grootste deel verkocht; het was toen een
huis en erf met een tuin er voor en een boomgaard er achter en
heette „den Regenbooch"; slechts een strook van den tuin hield ze
over op den hoek van den singel en de laan (Tr. Reg. 9, 1097).
Aan den overkant, op den anderen singelhoek, lag een huis en erf,
dat „de Pinxterblom” heette (Tr. Reg. 10, 919). Naar dit huis
noemde men de hier nog steeds zeer onaanzienlijke Coman
Willemslaan ook wel „de Pinxterblomlaan” (Tr. Reg. 14, 184, waar
men ze ten onrechte vereenzelvigt met het Geldelooze Pad). Dien
naam heeft ze tot diep in de XlXde eeuw gedragen.
(97) Jacob Joriss., vettewarierEigennaam: van der Struys (Tr.
Reg. 6, 905). In 1603 woont hij in de Veenestr. (ibid., 217), in