TEGENOVER DE LEPROZEN
192
(Weiszacker in Oud-Holl. 1928). Daar hij 1612 (zie hierboven blz.
67) zijn tuin tegenover de Leprozen van de hand doet, zal hij in 1611
of 1612 naar Utrecht verhuisd zijn, waar in 1611 zijn ziekelijke zoon
zich gevestigd heeft; zeker is, dat hij er 1616 woont (Tr. Reg. 7,
1296). Volgens van Engelen, Graven en Wapens der Kerken van
Utrecht, aangehaald door Weiszacker, zou hij getr. zijn geweest met
een Jvr. Persyn, een dochter dan vermoedelijk van Claes Jansz.
Persyn (hierboven sub 63), die executeur is geweest van zijns
vaders testament (Tr. Reg. 1, 971). Hoe dit zij, deze Jvr. Persyn is
niet de moeder van zijn zoon. Sinds 1582 is hij in ongeregelden echt
vereenigd geweest met Anneken Cool te Delft. Op 14 Januari 1604
wordt dit huwelijk door het Hof van Holland wettig verklaard en
de zoon dus geëcht. Op 30 Juli d.a.v. veroordeelt het Hof Jhr. Arent
tot het betalen van 170 ponden 's jaars tot Annekens alimentatie en
op 7 October 1610 tot het betalen van nog 60 gulden ééns in 3 ter
mijnen (R.A. Hof v. Holl. 606, S. 1, 607, S. 102, en 622, S. 138).
(Ill) Cornells van der Wolff, secretaris van den Hove van
Holland. Woont aanvankelijk, tot 1570 toen dit op last van de
(110) Mr. Jacob van Dijck, ambassadeur van den Koning van
Zweden. Zoon van Claes van Dijck (hierboven sub 104). Geboren
te Haarlem 1567 (Ampzing, Beschr. Haarlem, 1628, blz. 113). Stu
deert rechten te Leiden en doctoreert er 1592 (Molhuysen, Bronnen
Gesch. Leidsche Universiteit I, blz. 462). Woont 1593 in Den Haag,
waar hij dan advocaat is in den Hove van Holland (Tr. Reg. 5,
391). Karel IX benoemt hem 1607 tot buitengewoon gezant van
Zweden bij het Fransche Hof, waar hij Februari en Maart 1608
vertoeft (H. Almquist in Historisk Tidskrift 1911, Haftet 4). De
zelfde benoemt hem 26 April 1609 tot „Hoffrath, in allen Frant-
zösischen und Niederlandischen Sachen zu gebrauchen" (E. Wolff,
Studier rörande Göteborgs aldsta författning, 1894, blz. 5). Vertoeft
van 1609 tot 1620 interraitteerend in Den Haag als Zweedsch ge
zant (Van der Burgh, Gezantschappen Zweden en Nederland 1592-
1795, blz. 32/33), waar hij Juli 1614, na in April van dat jaar het
Verbond met Zweden tot stand te hebben gebracht, tot resideerend
ambassadeur wordt benoemd. Wordt Nov. 1619 door Gustaaf Adolf
teruggeroepen; vertrekt Juni 1620; van 1621 af Koninklijk Commis
saris, later Burggraaf, van Gotenburg. Hier sterft hij 10 Dec. 1631
(Nordisk Familjebok, 6. Konversationslexicon och Realencyklopedi).
Zie over hem ook mijn artikel (pseudon. Fr. Gericke) „Vondel bij
den Burggraaf van Gotenburg” in Elseviers Maandschrift van Nov.
1937.